't Manco
Georges Perec - La disparition / 't Manco
“Na veertig jaar is de roman La disparition van Georges Perec vertaald, de Nederlandse titel luidt 't Manco.
In 't Manco heeft Anton Vocalis het gevoel dat er iets ontbreekt zonder dat hij er de vinger op kan leggen wat het is. Hij tracht dit manco zo goed mogelijk onder woorden te brengen, wat niet eenvoudig is... Aan het einde van hoofdstuk 4 verdwijnt Anton. Hoofdstuk 5 ontbreekt. Vanaf het moment dat men tracht de verdwijning van Vocalis op te lossen wordt het boek een whodunit met verschillende verhaallijnen, vol flashbacks en literaire verwijzingen.
Deze roman, die geen enkele keer de letter 'e' bevat, is vertaald door Guido van de Wiel. Van de Wiel heeft tien jaar aan 't Manco gewerkt.” (uitgeverij De Arbeiderspers)
Ik ben van weinig schrijvers ‘fan’, maar wel van Perec. Ik heb het boek zo snel mogelijk gekocht dus, en gelezen natuurlijk.
Het heeft 40 jaar geduurd voordat La Disparition van Georges Perec vertaald is in het Nederlands: ’t Manco. Dat die vertaling zo lang op zich heeft laten wachten is grotendeels te wijten aan het manco dat de letter ‘e’ niet voorkomt in het origineel, en dat een Nederlandse tekst zonder letter ‘e’ welhaast ondenkbaar is. En toch is het ontbreken van juist die letter cruciaal in het origineel: daar gáát het boek over:
“Vol lof staar ik naar dat idioom dat ondanks ’t marginaal vocabularium toch krachtig blijft, waarbij ’t voorschrift intact blijft, want dit stuk loodst jou langs zijn clous, waarvan aanduiding onoorbaar is, maar waarbij d’r via omschrijving toch ’n product tot stand komt, dat constant aanduidt waar ’t om draait, ook al gaat dat via via, of lijkt ’t slinks, ’t stuk wijst dat diabolisch symbool continu aan, ’t toont ons dat ’t voorschrift rondom dat symbool constant van kracht is, ook al snap ik maar half waar ’t daarbij om gaat.” (’t Manco, p.185)
“Perec beschrijft in ‘t Manco een wereld waarin de letter e, de meest voorkomende klinker in onze taal, verbannen is. In dit boeiende verhaal vol diepere betekenissen maakt Perec met de nodige humor dit gemis constant voelbaar. Een gemis waar hoofdpersoon Anton Vocalis en de andere personages in dit boek maar niet de vinger achter weten te krijgen. In hun zoektocht naar de waarheid blijken verschillende personages familie van elkaar te zijn en wordt het allengs duidelijk dat er een vloek op deze familie rust. Zodra een personage begrijpt wat er aan de hand is, sterft hij, want uitroepen dat de letter e mist, is een overtreding van de romanwerkelijkheid waarin deze personages gedoemd zijn te leven. ‘t Manco is een unieke roman waarin de letter e schittert door afwezigheid. Georges Perec was een experimenteel schrijver en legde zich bij het schrijven vaak bewust formele restricties op. In 1969 verscheen zijn e-loze roman La disparition. In deze Nederlandse vertaling volgt Guido van de Wiel het origineel zowel inhoudelijk als vormtechnisch.”
Het vermijden van de letter e beïnvloedt de leesbaarheid van de tekst overigens aanzienlijk. Naast het feit dat er veel apostrof in voorkomt, zoals ’t en ‘n, is er voor alle woorden waarin een e voorkomt een equivalent gezocht moeten worden, waardoor er een archaïsch soort taal ontstaat, alsof er een intelligente buitenlander tot je spreekt die wel veel woorden kent maar net een aantal finesses mist om de taal vloeiend te spreken. Het gebruik van ‘almanak’ voor ‘agenda’ is daar een voorbeeld van: het is een mooi Nederlands woord, almanak, maar het betekent net iets anders dan ‘agenda’. Ook de verhaspeling van woorden (‘rond-point’ voor rotonde’, ‘gaslaan’ in plaats van ‘gadeslaan’) dragen niet bij tot een vlotte leesbaarheid. Het neveneffect is echter wel dat je aan het denken wordt gezet over taal en taalgebruik. Is een alfabet van 26 letters wèl compleet, of valt ons alleen niet op dat we één of meerdere letters missen? En hoe onnauwkeurig weten wij onze gedachten al niet uit te drukken terwijl we de beschikking hebben over ‘al’ de letters van ons alfabet...
La Disparition / ’t Manco is eigenlijk één groot taalspel, want naast het ontbreken van de letter e staat het boek bol van allerlei taalgrapjes en literaire verwijzingen. Daarvan geef ik hier slechts één voorbeeld, maar wel een heel wezenlijke omdat het de clou bevat tot de romanwerkelijkheid. In zijn afscheidsboodschap aan een aantal van zijn kennissen schrijft Anton Vocalis de noodkreet:
“Advocaat drinkt whiskymix of paft bij zoölogisch aquarium”
Bij hun speurtocht naar de verdwijning van Vocalis (‘vocaal’ betekent ‘klinker’: de a, e, i, o, u) richten zijn vrienden zich op de inhoud van de boodschap, terwijl de oplossing ligt in het taalspel: de zin bevat alle letters van het alfabet behalve de e, het is dus een gemankeerd ‘pangram’, ofwel een ‘lipogram’:
Een pangram (Grieks: pan gramma, "alle letters") of holo-alfabetische zin is een zin waarin alle letters van het alfabet voorkomen. De uitdaging is om een zo kort mogelijke zin te maken die aan deze voorwaarde voldoet. (“Sexy qua lijf, doch bang voor ’t zwempak” vind ik erg mooi). Een volmaakt pangram bevat elke letter slechts éénmaal. In het Nederlands is nog geen één keer zo'n soort zin aangetroffen. Het "omgekeerde" van een pangram is het lipogram, waar een bepaalde letter (of meerdere) weggelaten wordt. (bron: Wikipedia)
In het boek komt (uiteraard) nog veel meer intertekstualiteit en taalspel voor. Een korte blik op de inhoudsopgave van een verklarend geschrift van de vertaler bij zijn vertaling levert al een waslijst van stijlfiguren op:
pangram, basnoda, ambilogieën, palindroom, alfabetische klinkervolgorde en panvocalisme, initiaal-acrostichon, alfabetisch en contra-alfabetisch acrostichon, a/e-lipogram...
En wat betreft de ‘literaire’ referenties komt de vertaler in zijn commentaren (zie noot 1) tot een lijst van meer dan 50 schrijvers waarnaar in het verhaal al dan niet expliciet verwezen wordt!
Persoonlijk heb ik ervoor gekozen om alle ‘verklaringsmodellen’* in eerste instantie te negeren en mij te beperken tot de verhalende tekst van Perec. Het voordeel van die strategie is dat je vlotter door het verhaal gaat omdat je niet steeds je naslagwerken hoeft te raadplegen om te voorkomen dat je één of andere verborgen subtiliteit ontgaat. Bovendien heb je op deze manier meer voldoening van alles dat je wèl in de tekst ontdekt, omdat je dat nog niet is voorgekauwd. Maar het nadeel is natuurlijk wel dat je een aantal min of meer wezenlijke aspecten in de tekst bij eerste lezing over het hoofd ziet.
Uit het ‘nawoord’ van de vertaler (een samenvatting van zijn 2 apart gepubliceerde verklarende documenten?) begrijp ik dat ik een viertal wezenlijke zaken ‘gemist’ heb:
1. De betekenis van het ‘voorwoord’, waarin een soort volksoproer beschreven wordt, en dat – voor mijn gevoel althans – los staat van de rest van het verhaal. Ook na lezing van het ‘nawoord’ is mij die betekenis nog niet geheel duidelijk. Schijnt te verwijzen naar de pogroms, razzia’s op Joden gepaard gaande met plundering en moord (zie ook punt 4).
2. Het ‘gemankeerde pangram’ waaruit de afscheidszin van Anton Vocalis gevormd is (zie boven) en waarin deze zijn betekenis prijsgeeft.
3. Het feit dat het bloeddorstige romanpersoon Baardmans de personificatie is van Perec, wat betekent dat de schrijver zelf zijn personages ‘uitschakelt’ zodra zij ’t manco doorkrijgen en dus niet meer loyaal kunnen meespelen in zijn verhaal.
4. Die grote familie waarop een vloek rust en waartoe uiteindelijk zo ongeveer alle personen blijken te behoren is een metafoor voor het Joodse volk dat naar alle windstreken verspreid is, maar dat de zichtbare tekenen draagt van zijn verbondenheid en dat (mede daardoor) zijn noodlot niet ontlopen kan.
Dat zijn bepaald geen onbelangrijke zaken voor een goede lezing van het verhaal, dat geef ik toe. En wat dat aangaat is het nawoord van de vertaler dan ook helemaal op zijn plaats, maar staat het ook – voor mij – op de juiste plaats. Want nog steeds ben ik van mening dat ik het niet ‘vooraf’ had willen lezen. Zoals ook de (voor)kennis van het feit dat Perec op jonge leeftijd zijn beide Joodse ouders verloren heeft in de oorlog, waarbij vooral de ‘verdwijning’ (deportatie) van zijn moeder een grote impact gehad heeft op Perecs verdere leven en literaire oeuvre, een belangrijke extra ‘betekenislaag’ aan het boek geeft, maar eigenlijk bij een onbevangen (eerste) lezing/waardering van het boek buiten beschouwing moet (kunnen) blijven.** Hoewel.... het maakt duidelijk dat dit boek wel ergens over gáát:
“In ’n pril stadium ging ik d’r instinctmatig ook van uit dat ’t mijn paranoia was, waardoor ik ’t zo abnormaal, ambigu of angstig vond. Daarna snap ik plots, of althans, ik ga d’r van uit dat ik snap dat d’r wat is, dat mij aangaat, dat op mij af komt. ’t Oogt normaal, maar ’t blijkt rot. Ik maak ’n val, ik raak in ’t slop – ik val bijna flauw. Pijn houdt aan, pijn flitst bruusk door mijn lijf tot op mijn bot. Ik loop in ’n waandroom rond, waarbij ik mij afvraag of ik daar ooit uit kom.
Ik wou dat ik d’r een woord voor had, ’n naam; ik wou dat ik d’r ’n oplossing voor had, dat ik oorzaak daarvan doorzag, zodat ik ’n aanduiding had: dat is ‘t, daarom loopt ’t spaak. Ik wou dat ik ’n uitgang uit dit sibillijns labyrint vond, dat d’r inzicht in dit cryptogram ontstond, al was ’t maar woord voor woord, stap voor stap. Maar zo’n oplossing ontgaat mij vooralsnog; ik kan hooguit doorgaan totdat ik op wat logisch stuit.
Ik wou dat ik ’n startpunt had, maar wat voor ingang ik ook tracht, naar wat voor uitgang ik ook smacht, ’t blijft vaag, ’t blijft mistig rondom... “ (’t Manco, p.40)
Vertaler Guido van de Wiel vat dit onderliggende thema van het boek in zijn nawoord nog eens bondig samen: “Perec laat zijn persoonlijke gemis beklemmend voelbaar worden via het weglaten van de belangrijkste letter van het alfabet: de letter e.”
* De belangrijkste zijn 2 tekstdocumenten van elk zo’n 160 pagina’s of meer, die te downloaden zijn vanaf de website ‘tmanco.nl: “’t manco, een gebreksaanwijzing” en “’t manco, ’n schatkist”. Tot op heden ben ik nog niet verder gekomen dan een zeer vluchtige beschouwing van het 2e document... Voor een 'professionele' (en erg goede!) recensie van La Disparition / 't Manco verwijs ik hier nog graag naar die van Yra van Dijk in het NRC.
** Interessant is een discussie over hoe dit taalexperiment van Perec zich verhoudt tot het werk van die andere taalvirtuoos, James Joyce. Ik ben geneigd om Ulysses van Joyce hoger aan te slaan, met name ook omdat dit boek een zuiver autonome (op zich zelf staande) eenheid is die al zijn betekenislagen intrinsiek in zich draagt, dit in tegenstelling tot het werk van Perec, dat gebruik maakt van externe betekenislagen.