Childe Harold's pilgrimage
Lord Byron - De omzwervingen van jonker Harold
O muze, goddelijke hemelbode,
Mythische bezielster van het Griekse lied,
Te vaak ontheiligd in zovele oden
Van later dichters, ach, ik stoor u niet.
Al zag ik, in uw roemrijk berggebied,
Waar Delphi’s heiligdommen ledig bleven,
De bron waaruit uw heilig water vliet,
U en uw zusters zijn te hoog verheven
Om aan dit aards gedicht hun zegen mee te geven.
(Childe Harold’s Pilgrimage, canto I,1 vertaling Ike Cialona)
“Dit autobiografische, epische gedicht bestaat uit vier canto's geschreven in spenseriaanse strofen: negenregelige verzen volgens het vaste rijmschema ababbcbcc. De eerste twee canto's beschrijven de omzwervingen van een zwaarmoedige, jonge Engelse edelman die genoeg heeft van zijn leventje als losbol en vertrekt naar o.a. Spanje, Albanie en Griekenland. In canto 3 bereist hij onder meer Belgie, het Rijnland en de Alpen en schrijft o.a. over de Slag bij Waterloo. In de vierde canto formuleert Byron zijn gedachten over tijd en geschiedenis. De belangrijke romantische Engelse dichter (1788-1824) was door zijn knappe uiterlijk en spraakmakende levensstijl in zijn tijd beroemd als een popster. Van dit vroege werk van Byron hadden de canto's 1 en 2 bij publicatie in 1812 meteen veel succes, maar ook canto 3 (1816) en 4 (1818) waren succesvol. Deze zeer verzorgde uitgave wordt goed ingeleid door de vertaler, die in de doordachte vertaling dicht bij het origineel blijft, het rijm handhaaft, de tekst actualiseert en een uitstekend notenapparaat verzorgde. De oorspronkelijke tekst is niet opgenomen. Met sfeervolle zwart-wittekeningen. Gebonden boek in kartonnen cassette.” (NBD|Biblion recensie)
Volgens kenners is Childe Harold’s Pilgrimage of (in vertaling) De omzwervingen van jonker Harold een byzonder boek:
“In de eerste plaats legt Byron er een formele, poëtische en retorische vaardigheid in aan de dag die op zichzelf de lectuur al adembenemend maakt.”
Met name in het NRC Handelsblad (27/2/2009, David Rijser, hier geciteerd) en de Volkskrant (13/3/2009, Maarten Doorman) zijn onlangs uitgebreide en zeer lezenswaardige besprekingen aan het boek gewijd. Ik zou daar vanaf deze plaats graag naar hebben ‘doorgelinkt’, maar beide kranten voeren blijkbaar een erg restrictief beleid ten aanzien van de toegankelijkheid van dit soort artikelen.
“Ik houd wel van de mens, maar prefereer
Natuur. In haar gezelschap vlied ik van
Al wat ik ben, of ben geweest, en leer
Om iets te voelen, op een hoger plan,
Dat ik geen woorden geef, maar niet verbergen kan.”
(canto IV, 178 v.5-9)
“De geboorte van het moderne toerisme en de geboorte van de typisch romantische, wereldverachtende held vinden plaat in één gedicht.” (flaptekst Nederlandse uitgave, 2009)
Wat ik zelf het meest opmerkelijke vind bij de lezing van dit boek is de ‘frisheid’ ervan. Die is enerzijds te danken natuurlijk aan de voortreffelijke vertaling van Ika Chialona, die daarmee dit werk voor ons taalgebied ineens uiterst toegankelijk maakt. Maar bovenal komt dit door de manier waarop Byron zijn reisbeschrijvingen afwisselt met uitweidingen over politiek, geschiedenis en persoonlijke beslommeringen.
“Mooi Griekenland, reliek uit beter tijden,
Onsterfelijk, maar prooi der barbarij!
Wie zal uw zonen nu ten oorlog leiden
En wie bevrijdt u uit de slavernij
Waarbij u zich hebt neergelegd? Niet zij
Die, ook toen men de hoop had opgegeven,
Standhielden op de kale bergpas bij
Thermopylae. Wie voelt zich nu gedreven
Om, fier als Sparta toen, zijn land te doen herleven?”
(canto II, 73)
Byron komt op mij over als een zeer belezen en mondig mens, en hij weet zijn kennis en meningen ook nog eens in prachtige verzen te verwoorden. Ondanks het gebruik van een ‘archaïsche’ versvorm klinkt het hele werk uiterst ‘modern’. Een prachtig boek, kortom, dat ik binnenkort van voor tot achter met plezier zal herlezen... En dat is ook wel nodig, want bij eerste lezing ben ik toch wel erg afgeleid door de voetnoten. Er zijn ‘verklarende’ noten van Byron zelf bij de tekst, van zijn reisgenoot Hobhouse, van de vertaalster; dan zijn er nog voetnoten bij de verklarende noten van Byron en Hobhouse, en al die noten zijn op verschillende plaatsen achter in het boek geplaatst. Je bent dus constant aan het bladeren tussen de verschillende plekken. Dat leidt in een aantal gevallen behoorlijk af van de tekst zelf... Daar zijn elegantere oplossingen voor te bedenken, weet ik uit bijvoorbeeld de voorbeeldig vormgegeven SUN-uitgave van Dante’s Mijn Komedie: Hel in de vertaling van Jaques Janssen. Dat deze uitgave tot voorbeeld mag strekken voor alle uitgevers!
Bij Lord Byron’s De omzwervingen van jonker Harold – in een verder overigens prachtige gebonden en geïllustreerde uitgave – ben ik er zelfs niet in geslaagd om een deel van de voetnoten (die bij het voorwoord van Byron bij de verschillende canto’s) achter in het boek terug te vinden! Maar goed, dat blijven uiteraard natuurlijk maar bijzaken. De tekst zelf, daar gaat het uiteindelijk om, en die is wonderschoon. Een boek om te koesteren...
“Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven.
Mijn arbeid is gedaan, dus zwijg ik weer.”
(canto IV, 185 v.1-2)