De diepst verborgen herinnering
De diepst verborgen herinnering van de mens
Mohamed Mbougar Sarr
“Beste boek van het jaar 2022 volgens De Morgen en de Volkskrant”, zoals prominent te lezen staat op het vooraanzicht van de roman. En in 2023 wordt er in laatstgenoemde krant nog geadverteerd: ‘Elke zin, elke scene doet ertoe in deze lichtende, weergaloze roman van een groot literair talent.’ ***** - de Volkskrant
Ik durf het derhalve nauwelijks te bekennen, vanonder mijn steen, maar deze ronkende aanbevelingen sluiten bepaald niet aan bij mijn ervaring. Tijdens het lezen betrap ik me er regelmatig op dat ik voor me heen kwalificaties mompel als ‘stomvervelend’, ‘deprimerend’, ‘magisch realistische shit’… Telkens weer moet ik welbewust mijn opborrelende weerzin opschorten om zo goed en zo kwaad als het gaat onbevangen door te lezen. Geef de schrijver en zijn werk de kans, en alles zal zich wellicht ten goede keren, zo houd ik mij daarbij steeds voor. Zelfs nu ik het boek uitgelezen heb, begin ik nog eens van voor af aan om te zien of ik er nu meer grip op krijg… Maar nee, vanaf de eerste zin alweer stuit de hoogdravende, quasifilosofische ‘overpeinzing’ mij tegen de borst:
“Van een schrijver en zijn werk kun je in elk geval dit weten: samen begeven ze zich door het volmaakste labyrint dat je je kunt voorstellen, een lang cirkelvormig traject, waarop hun bestemming samenvalt met hun vertrekpunt: de eenzaamheid.”
De kwalificatie ‘beetje hoogdravend’ noteerde ik al bij eerste lezing, dus misschien wat voorbarig. Maar nu ik het boek heb uitgelezen, voel ik geen enkele neiging om dit eerste oordeel te herroepen. Sterker nog: de mystificerende vaagheid van het verhaal lijkt mij in deze roman niet zozeer een middel om ergens toe te komen, maar veeleer een doel op zich.
("Maar dat pas ontdekte gevoel van vrijheid heeft ons nooit verlaten, en zelfs nu nog, wanneer ik geniet van een boek dat door een bepaalde recensent is afgekraakt, of als ik een boek wegleg dat vurig aangeprezen was, heb ik het idee dat ik dat rebelse gevoel weer heel duidelijk terugkrijg." Alberto Manguel, Een geschiedenis van het lezen.)
Wat mij ook tegenstaat is dat we in deze roman zo ongeveer alles te horen (te lezen) krijgen doordat dit door de ene persoon aan de andere verteld wordt, of door een brief, of krantenartikel dat wordt (voor-)gelezen… Of door middel van een gedrukt uitgegeven studie dat toevallig in een Parijs’ boekenstalletje wordt gevonden, en dat vervolgens in zijn geheel door iemand aan een ander (in dit geval aan de auteur zelf van dat geschrift!) wordt voorgelezen.
Die doorvertelde gebeurtenissen worden vaak slechts onderbroken door een ‘live-registratie’ van de meest banale handelingen, waarschijnlijk in het kader van een ‘sfeertekening’:
“Siga D. stond op en verdween naar de keuken, waar ik haar koffie hoorde zetten. Een paar minuten later kwam ze terug met twee koppen, gaf er een aan mij, deed de lampen uit, zodat alleen de prille dageraad ons wat licht gaf. Ze ging weer zitten.”
Daarna gaat ze verder met haar ontboezemingen. Ze spreekt over de vrouw met wie ze een verhouding heeft/had, maar waarvan ze zich op dit moment blijkbaar de naam niet herinnert:
“De dichteres bracht, na die bewuste nacht waarop we elkaar alles hadden verteld, een week met mij door in Parijs. Zij was erbij toen ik Klaagzang voor de zwarte nacht voltooide. Toen de eerste versie af was, printte ze die uit om mee te nemen naar Argentinië. Daar wilde ze de laatste drie weken van haar vakantie doorbrengen. Ik ging met haar mee naar de luchthaven. Ze omhelsde me en de laatste woorden die ze tot me sprak, waren wonderschone woorden van vriendschap en liefde, want dat was het gevoel dat ons bond, een volkomen volmaakte balans tussen vriendschap en liefde. Een week later vond het auto-ongeluk plaats.” Enzovoorts, en zo verder… Er schijnt een ‘aanbeveling’ te bestaan voor literatuur en aanverwante zaken: “show, don’t tell!” Hier lijkt het zelfs teveel gevraagd om de ‘wonderschone woorden van vriendschap en liefde’ uit te schrijven.
Datzelfde geldt – en wellicht nog sterker - voor het ‘verloren literaire meesterwerk’ van de mysterieuze Afrikaanse schrijver, waar deze hele roman om draait. Dat bewuste boek is in omloop, de hoofd- en bijfiguren in de roman lezen erin, heel vaak zelfs. Alles en iedereen kwijlt van de kwaliteit van dit geniale boek. Maar buiten een paar – op zichzelf niet bijster ‘begeesterde’ – beginregels blijft dit boek voor ons lezers in duister gehuld. Er wordt tot vervelens toe over verteld, maar er wordt ons geen blik op vergund. We moeten het maar geloven, onze achterdocht opschorten, en achter deze literaire fanfare aanlopen.
Mij doet de publicitaire ‘hype’ rond De diepst verborgen herinnering van de mens een beetje denken aan het sprookje De nieuwe kleren van de keizer: iedereen praat elkaar na over hoe mooi die wel zijn, terwijl ze in feite niets om het lijf hebben.
-----
De ‘boodschap’ of ‘moraal’ van het verhaal lijkt te zijn dat de verdwenen (Afrikaanse) schrijver in de roman ‘wit’ wilde worden, en dat hij er niet alleen aan herinnerd werd dat hij dat niet was, maar dat hij dat, ondanks al zijn talent, ook nooit zou worden. Hij heeft alle culturele bewijzen van zijn witheid overlegd, maar daarmee kon men hem juist des te beter zijn zwartheid inpeperen. Misschien was hij wel beter bekend met Europa dan de Europeanen. En wat is er van hem geworden? Hij verdween in de anonimiteit, hij verdween spoorloos, zijn sporen werden uitgewist. Jij weet het ook: kolonisatie zaait bij de gekoloniseerden niets dan verderf, dood en chaos. Maar ze plant ook het verlangen in hen – en dat is wel haar meest duivelse succes – om datgene te worden waardoor ze kapot worden gemaakt. Als ik dit als uitgangspunt neem, dan moet ik de roman misschien met hele andere ogen lezen. Niet vanuit mijn westerse/Europese culturele achtergrond, maar – voor zover mogelijk – ‘onbevooroordeeld’. En daarbij meegaan in een andere vertelstructuur, waarin de wereld tot uitdrukking komt in en door verhalen die onderling worden doorverteld en overgeleverd. (Een visie die ik me overigens niet herinner te hebben gelezen in het publicitaire geweld rond deze roman, maar dit terzijde…)
-----
De afgelopen maanden zag ik twee exposities van Afrikaanse fotografen/beeldend kunstenaars: In Foam Amsterdam: Lebohang Kganye – Haufi nyana? I’ve come you home.

“Lebohang Kganye verkent de persoonlijke en gezamenlijke ‘microgeschiedenissen’ van haar familie. Ze onderzoekt dit in de context van de bredere traumatische geschiedenis van Zuid-Afrika van voor, tijdens en in de nasleep van apartheid en kolonialisme. De tentoonstelling benadrukt haar complexe visuele vocabulaire en de diversiteit van media zoals fotografische montages, ruimtelijke installaties/decorontwerp, filmanimaties en patchwork.” (tekst ‘Foam’)
In Huis Marseille Amsterdam: Samuel Fosso – African spirits.

“Het werk van Samuel Fosso heeft een onmiskenbare en krachtige politieke dimensie. De series weerspiegelen een geschiedenis die gekenmerkt wordt door postkolonialisme en globalisering, en vertellen een verhaal over de relaties die het Afrikaanse continent sinds het midden van de 20e eeuw onderhoudt met het Oosten en het Westen – relaties gekenmerkt door invloed en overheersing, maar ook door wederzijdse afhankelijkheid en verzet. Het werk van de kunstenaar is daarnaast onlosmakelijk verbonden met de context waarin hij opgroeide, in Centraal-Afrika na de onafhankelijkheid. Fosso’s oeuvre kan worden gezien als een metafoor voor de herhaalde ballingschappen die hij zijn hele leven te verduren zou krijgen, in Kameroen, Nigeria, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Frankrijk.” (tekst ‘Huis Marseille’)
Ook de getoonde werken in deze exposities van Afrikaanse origine wijken nogal af van de vertrouwde Europese ‘blik’. Ik vind ze fascinerend. Waarom heb ik dan zoveel moeite met Afrikaanse literatuur? Wellicht omdat het geschreven woord nogal dwingend en rechtlijnig is. Ik ben verplicht om het tempo en de richting van de schrijver te volgen. In de beeldende, visuele kunst (met name fotografie en schilderkunst) kan ik mijn eigen tempo en aandacht bepalen, en daarmee veel selectiever te werk gaan.
-----
Wat de roman De diepst verborgen herinnering van de mens betreft, daarin geeft de auteur zelf - in de Epiloog – een mooie samenvatting van mijn ervaring:
“Ik was ervan overtuigd dat ik het meesterwerk in handen had waar ik naar op zoek was. Maar na een paar bladzijden wordt alles anders: het boek ontspoort en weet niet meer op de rails te komen. (…) En ja, soms las ik te midden van de oeverloze alinea’s een paar bladzijden, een paar zinnen waarbij ik een beeld zag, een tafereel, waarbij ik muziek hoorde; (…) Maar het schijnsel van die flitsen maakte, voordat ze doofden, nog genadelozer duidelijk hoe diep het literaire duister daaromheen was.”
Maar gek genoeg ben ik toch erg tevreden dat ik dit boek gelezen heb. Het heeft mij volop stof tot nadenken geboden. |Over 'culturele vooringenomenheid' bijvoorbeeld, over verschillende manieren om tegen de 'werkelijkheid' aan te kijken, over het grenzeloze genot om een eigen mening te (kunnen/mogen) hebben...