CiceroYou are here: Home > Boekbesprekingen > De droom van de rode kamer De droom van de rode kamer
De droom van de rode kamer – Cao Xueqin
“De droom van de rode kamer wordt gerekend tot de hoogtepunten van de klassieke Chinese literatuur, het summum van de Chinese romankunst. In tweeduizend bladzijden toont Cao Xueqin de rijkdom van de achttiende-eeuwse adel, die leeft achter rode muren en met behulp van broze banden met de keizer probeert vast te houden aan zijn macht. Maar is die rijkdom misschien uiteindelijk toch niet een illusie? Cao Xueqin (1715 – 1763) heeft de aristocratische pracht die hij beschrijft waarschijnlijk van dichtbij gekend, aangezien zijn grootvader de keizer diende totdat de familie in ongenade viel. Hij sleet zijn laatste jaren in een eenvoudige woning bij een klooster in de Geurige Bergen, even ten westen van Peking, waar tegenwoordig een klein museum is gevestigd dat aan hem is gewijd. Toen hij stierf had hij De droom van de rode kamer nog niet af; de eerste uitgave verscheen pas in 1791, geredigeerd en afgerond door een ander. De vertaling was voor Mark Leenhouts, Anne Sytske Keijzer en Silvia Marijnissen een titanenklus vanwege de omvang, de achttiende-eeuwse taal, de culturele, historische achtergronden en de beschrijvingen van de aristocratische weelde. Cao wijdt uit over alle mogelijke soorten zijde, satijn en damast, over allerlei tuinen, priëlen en paviljoens. De roman is daarnaast bezaaid met gedichten, raadseltjes, liederen, lijstjes en zelfs recepten, die vaak vernuftige toespelingen en vooruitwijzingen bevatten. Het is een even eigenzinnige als traditionele manier van vertellen waarin de Nederlandse lezer zich volledig kan onderdompelen.” (Uitgeverstekst)
Ik ben, kort achter elkaar, tot wel drie keer toe opnieuw begonnen in deze roman, voordat ik voldoende vertrouwen had opgebouwd in mijn begrip van de tekst om door te lezen, om mij te durven ‘onder te dompelen’ in deze mij – zowel literair als cultureel gezien - zo onbekende wereld. En dan nog moest ik mij onderweg vaak ‘herpakken’, even terugbladeren in de tekst om het verhaal en de verwarrende hoeveelheid personages weer in de juiste kaders te plaatsen. Ergens in hun nawoord vergelijken de vertalers de roman met de moderne televisieserie Downton Abbey. De verschillende parallelle verhaallijnen en wisselende vertelperspectieven vragen van de lezer/kijker een alerte en flexibele aandacht om de complexe structuur en organisatie van het 17e- dan wel 20e-eeuwse adellijke hofleven te doorgronden. Maar er is meer dat deze roman zo complex maakt. De vertalers vatten dit in hun nawoord als volgt samen: “Cao Xueqin tilt het verhaal letterlijk naar een andere dimensie door het te voorzien van een overkoepelend bovennatuurlijk raamwerk dat de gebeurtenissen in de aardse wereld in een breder perspectief plaatst. Die andere dimensie zien we met name in het eerste en het laatste hoofdstuk, aan het begin en het einde van Baoyu’s spirituele reis. In de rest van de roman worden we op verschillende manieren aan het overkoepelende raamwerk herinnerd. (…) Pas helemaal aan het eind van de roman (…) vallen alle puzzelstukjes op hun plaats. Het spel van schijn en wezen is op alle verhaalniveaus terug te vinden.” Afgezien van die inhoudelijke complexiteit is de ‘toon’ van de roman vaak losjes en informeel: “Het laat zich niet in een paar woorden beschrijven, maar het was een drukte van jewelste, dat kan ik u verzekeren. Daarom laten we het hier verder ook bij.” (Dl-1, p.248) Daarnaast zijn er expliciete verwijzingen naar de ogenschijnlijk oorspronkelijk mondelinge vertelvorm: “Luister verder naar het volgende hoofdstuk”… vaak gepaard gaand met een soort ‘cliffhanger’ om de toehoorder te verleiden om vooral toch verder te (komen) luisteren: “Benieuwd hoe het afliep? Dat wordt duidelijk in het volgende hoofdstuk.” Dat dit ‘vervolg’ vaak in dat latere hoofdstuk in een paar regels wordt afgedaan doet daarbij natuurlijk niets af aan zijn functie. De ‘invalshoek’ van de roman is bijzonder te noemen. Hoewel de hoofdpersoon Baoyu een (jonge-)man is, is het perspectief toch overwegend ‘vrouwelijk’. De vertalers benoemen dit in hun ‘nawoord’ bij de roman als volgt: “Een literair werk vormt niet alleen een reflectie van de werkelijkheid, maar ook een constructie ervan. De droom van de rode kamer biedt in die zin de constructie van de wereldbeelden, gewoonten en gebruiken van een buitengewoon welvarende, adellijke familie. Het bijzondere daarbij is dat we dat alles vooral te zien krijgen aan de hand van het leven van vrouwen: de roman speelt zich voor het overgrote deel af in de vrouwenvertrekken. Aangezien zij nauwelijks, en enkel onder begeleiding, naar buiten traden, komt de buitenwereld in het boek beslist bescheidener aan bod, vaak indirect via verslagen van mannelijke personages.” (Nawoord, dl-4, p.527) De vrouwen kennen bovendien hun plaats: “Je weet wat de ouden zeiden: ‘Een deugdzame vrouw heeft geen talenten.’ Kuisheid is voor een vrouw het belangrijkste, op de tweede plaats komt het naaiwerk. Gedichten schrijven is niet meer dan aangenaam tijdverdrijf voor in de vrouwenvertrekken, het maakt niet uit of we het echt goed kunnen of niet. Meisjes van een gegoede familie zoals wij willen ook helemaal niet bekendstaan om dit soort talenten.’” (Dl-3, p.80) De familiale façade van rijkdom en macht brokkelt allengs meer af, wat de ‘man des huizes’ ergens in deel vier doet verzuchten: “Mijn voorouders hebben zich volledig ingezet voor de keizer en kregen elk een erftitel voor hun verdiensten… Nu zijn beide huizen in staat van beschuldiging gesteld en zijn we die titels kwijt. (…) Lieve hemel toch! Hoe heeft de familie zo diep kunnen vallen? (…) De zilverkamer is leeg, er zijn zelfs tekorten. We blijken de laatste jaren enkel een façade te hebben opgehouden voor de buitenwereld! O, het spijt me zo, hoe heb ik zo stom kunnen zijn!” (Dl-4, p.238) In het afsluitende hoofdstuk wordt de auteur Cao Xueqin ten tonele gevoerd als ‘bezorger’ die de roman ter publicatie krijgt aangeboden, en die zijn werk bepaald niet vleiend aanprijst: “’U heet Leegte,’ zei Cao Xueqin grinnikend, ‘maar u bent eerder een leeghoofd, zie ik! Een simpel relaas in simpele taal is het, meer niet. Zolang er niet te veel schrijffouten in staan, en het niet te veel ongeloofwaardigheden bevat, kan het in kleine kring voor wat ontspanning en afleiding zorgen, na een goed maal met een goede kruik wijn bijvoorbeeld, of in eenzaamheid op een regenachtige avond onder de lamp. Ik zie niet in waarom dit met aanbevelingen van geleerde heren wereldkundig gemaakt zou moeten worden. U neemt het veel te serieus, mijn vriend, stop met zoeken naar wat hier allemaal achter zit. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald!’” (Dl-4, p.479) Aan die conclusie hebben de vertalers duidelijk geen boodschap: “De droom van de rode kamer is een roman die erom vraagt meerdere keren gelezen te worden. Bij de eerste keer kun je je als lezer laten meeslepen door de schijn, zoals Baoyu doet in hoofdstuk 5. Bij de tweede keer is het dan mogelijk de filosofische en spirituele dimensies van de tekst meer aandacht te geven, en zo door te dringen tot het wezen ervan.” (Nawoord, dl-4, p.529) Gezien de omvang van de roman heb ik aanvechting om die nu direct te gaan herlezen. Los gezien daarvan: De droom van de rode kamer is in een zeer prettig leesbare Nederlandse vertaling verschenen als prachtig vormgegeven 4-delige uitgave in cassette. Het is een sieraad voor mijn boekenkast, zowel fysiek als inhoudelijk! Elk van de vier delen bevat 30 van de in totaal 120 hoofdstukken. De losse delen hebben verder geen inhoudelijke betekenis, want het verhaal verloopt als een doorlopende feuilleton in 120 afleveringen. Toepasselijk af te sluiten met een van de kernspreuken uit het boek, ter overweging: “Als schijn de waarheid speelt, wordt waarheid schijn; Als niet-zijn zijn verbeeldt, blijkt zijn niet-zijn te zijn.” -----
Wandelblogs
Iedere zaterdag (bijna) wandel ik in de omgeving van Utrecht. Door weer en wind, bij nacht en ontij (bij wijze van spreken). Dat komt niet doordat ik zo ondernemend ben, maar door het feit dat ik me in de zomer van 2012 heb aangesloten bij een wandelgroep. Heerlijk! Ik hoef niet alles zelf te plannen of te organiseren, maar vooral te zorgen dat ik op zaterdag bijtijds opsta en mij op het afgesproken uur bij de startlocatie meld. Die startplaats wisselt wekelijks, en daarmee uiteraard ook het wandeltraject. Na verloop van tijd ben ik onderweg wat foto’s gaan maken, die ik achteraf – tezamen met een kort begeleidend commentaar - deel met mijn fellow-travellers. Sinds begin 2014 doe ik dit online, in de vorm van een soort weblog: mijn wandelblog. Omdat het voor mij elke keer weer een verrassing is waar ik zal lopen, moet ik ook mijn foto-onderwerpen ter plaatse (en in het voorbijgaan) als zodanig herkennen. Dat heeft wel iets van een wekelijkse ‘blind date’. Het merendeel van mijn 'dates' bestaat uit “Utrechtse landschappen”, hoewel we ons af en toe ook buiten de regio wagen. Dat levert dan "Uitheemse landschappen" op, of - meer specifiek - "Kustlandschappen". Op een gegeven moment ben ik van wandelgroep geswitcht. Vier jaar lang maakte ik deel uit van de wandelgroep LOOP, waarin ik met veel plezier gewandeld heb. Toen die groep dreigde te worden opgeheven heb ik met een aantal mede-lopers een soort 'doorstart' gemaakt. Sinds die tijd loop ik dus met de "Doorlopers". Nu, na inmiddels meer dan 10 jaar wandelen, loop ik nog steeds met evenveel plezier. Alleen merk ik dat we - uiteraard - vaker dezelfde routes lopen. En dat mijn teksten en beelden bijgevolg in herhaling gaan vervallen. Dat is voor mij voldoende reden om niet alles wat ik loop nog in mijn 'wandelblog' te melden... Sorry daarvoor.
Mijn boekenka(s)t(t)en
Extra's
Rome revisited
Zes dagen Dublin
Weerzien in Petersburg
Omweg naar Moskou
Rondreis door Ierland
Zeven dagen in Rome
|
Copyright © Paul Lamandassa 2007-2023 | Powered by CMSimple| Template: ge-webdesign.de| Login