De toverberg
Thomas Mann - De toverberg
Ik heb De Toverberg uitgelezen, en moet er nu een 'bespreking' aan wijden. Dat kost tijd en energie… Het enige wat ik tot nu toe kan bedenken is dat "het geen geschikte lectuur is voor de ongeoefende lezer"… Op zoek naar aanknopingspunten voor mijn recensie kwam ik ook weinig bruikbaars tegen, totdat ik opeens op het lumineuze idee kwam om eens te kijken of het boek genoemd wordt in Lezen etcetera van Pieter Steinz. En zowaar, niet alleen wordt het boek besproken, maar ook nog eens in de zin die mij voor ogen stond:
"Der Zauberberg (1924) Deze kolossale ideeënroman is de Mount Everest van de wereldliteratuur; zelfs doorgewinterde literaire alpinisten, die zonder problemen hoge toppen als Moby-Dick en Anna Karenina hebben bedwongen, blijven vaak onderweg steken. Allereerst doordat Der Zauberberg bijna 1000 pagina's dik is; in het voorwoord van de roman waarschuwt de alwetende verteller al dat hij met het verhaal van zijn hoofdpersoon niet 'in een handomdraai' klaar zal zijn. Daarnaast omdat Mann zich weinig gelegen laat liggen aan een spannend plot of een hoog tempo. Het gaat om de karakterontwikkeling van de Hamburgse ingenieur Hans Castorp, en om de politieke en ethische discussies die door zijn leermeesters worden gevoerd. Af en toe lijkt het zelfs of de tijd wordt stilgezet – een toepasselijk effect in een roman die zich afspeelt in een sanatorium dat zijn patiënten dwingt tot rust en regelmaat. De drie weken die de 23-jarige Hans heeft uitgetrokken voor een bezoek aan zijn tuberculeuze neef in Davos worden er dan ook ongemerkt 360; zeven jaren waarin Hans van een enigszins naïeve jongeman verandert in een mens van de wereld. Hij voert gesprekken met de Italiaanse humanist Settembrini en de reactionaire jezuïet Naphta; hij wordt hopeloos verliefd op het Russische jongensmeisje Clawdia Chauchat; hij leert drinken en praten van de Hollandse (!) bonvivant Mynheer Peeperkorn. Met de meeste mensen in zijn omgeving loopt het niet al te best af, maar zelf is hij uiteindelijk perfect gebildet. In een epiloog zien we hem terug in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog – een laatste staaltje van de ironie waarin Mann grossiert."
Met name de door Steinz genoemde elementen 'moeilijkheidsgraad', 'tijd en tempo' en 'ironische toonzetting' zijn voor mij ook sleutelwoorden voor het verhaal. Het 'bildungselement' komt voor mij beduidend minder uit de verf, omdat de hoofdpersoon tot op het laatst zich als een kameleon blijft aanpassen aan degene die hem 'beleert', en volgens mij dan ook zonder veel ‘perspectief’ in de loopgraven verdwijnt. Maar dat is natuurlijk ook juist een aardige kant van het boek: dat het niet eenduidig is, dat het uitnodigt tot discussie en interpretatie…* En de verteller begeestert onze hoofdpersoon op dit breekpunt trouwens wel met enig inzicht:
“Hans Castorp keek om zich heen… Hij zag niets dan akelige, boosaardige dingen, en hij wist wat hij zag: het leven zonder tijd, het leven zonder zorg of hoop, het leven als stagnerend bedrijvige verdorvenheid, het dode leven.”
‘Tijd’ is wat mij betreft het sleutelbegrip van deze roman: “En inderdaad hebben wij het probleem of het mogelijk is de tijd te vertellen, alleen te berde gebracht om te bekennen dat wij met het onderhavige verhaal werkelijk iets dergelijks voorhebben.” (p.701)
De schrijver/verteller doet er alles aan om de tijd naar zijn hand te zetten, hem te versnellen of (vaker) te vertragen, zover zelfs dat de tijd op een bepaald moment tot stilstand komt. Dit wekt een gevoel van ‘betovering’ op, door Mann op zijn geheel eigen ironische toon uitgelegd aan de hand van een strandwandeling uit de jeugdherinneringen van zijn hoofdpersoon, die als volgt besloten wordt:
“We lopen en lopen – hoe lang al? Hoe ver? Dat staat nog te bezien. Niets verandert onder onze tred, daar is als hier, zojuist als nu en straks; in de onmetelijke monotonie van de ruimte verdrinkt de tijd, beweging van punt tot punt is geen beweging meer (…) en waar beweging geen beweging meer is, daar is geen tijd.” (p.707)
De ‘betovering’ van De Toverberg bestaat dus uit het feit dat de hoofdpersoon zich als het ware buiten de tijd stelt, buiten de historische werkelijkheid. Pas als uiteindelijk de Eerste Wereldoorlog uitbreekt kan hij zich niet meer afzijdig houden en wordt hij als het ware met zijn neus op de feiten gedrukt:
“Hij trok zijn benen in, stond op, keek om zich heen. Hij was opeens, zag hij, onttoverd, verlost, bevrijd – niet op eigen kracht, zoals hij tot zijn schaamte moest bekennen, maar buitengeworpen door elementaire machten van buitenaf (…)” (p.926)
Ik ben mij er van bewust dat mijn uitleg van het belang van het tijdsbegrip in het verhaal zeer ontoereikend is, om nog maar te zwijgen van alle andere belangrijke aspecten van deze roman, maar het is niet anders. Mann neemt er zijn tijd en ruimte voor, en wie de volle omvang van dit werk echt wil ervaren die leze het boek…
Over de uitgave van deze vertaling niets dan lof. De Arbeiderspers heeft dit boek van bijna 1000 pagina’s in een uiterst hanteerbare en billijk geprijsde paperback uitgegeven, die ook nog eens ongeschonden de vele leesuren doorstaat. Mijn exemplaar ziet er nu nog bijna als nieuw uit! Vertalingen ‘verouderen’ naar het schijnt veel sneller dan het origineel. Deze vertaling – van Pé Hawinkels – dateert al uit 1975, en moet alleen al daarom als meesterwerk beschouwd worden omdat hij nergens ‘gedateerd’ aandoet.
Of het een geintje van de uitgever is weet ik niet, maar de pagina’s 649 – 672 uit mijn uitgave zijn ‘op z’n kop’ afgedrukt. Bij De Arbeiderspers dachten ze waarschijnlijk dat iedere lezer het boek al lang voor die tijd terzijde zou hebben gelegd, en dat dit dus niemand zou opvallen… Nou mij wel hoor, maar mij stoorde het totaal niet. Ik vond het wel een aangename verrassing om eens van leeshouding te kunnen wisselen in deze marathon zitting!
En dan is er ook nog een verhelderend nawoord (door G.A. von Winter) toegevoegd, dat het boek en de schrijver in hun historische context plaatst. Kortom, het kan niet op bij deze uitgave. Een aanrader voor iedere lezer die de uitdaging aandurft!
* Ik vind het wel frappant dat Pieter Steinz in zijn onvolprezen Lezen Etcetera bij zijn netwerk van ‘verwantschappen’ met andere literatuur geen enkele verwijzing opneemt ten aanzien van het begrip ‘tijdsperspectief’. Terwijl zich bij mij juist tijdens het lezen van De Toverberg de vergelijking opdrong met het werk van Marcel Proust, Op zoek naar de verloren tijd, omdat ook (met name) daarin het tijdsperspectief een overheersende rol speelt…