CiceroYou are here: Home > Boekbesprekingen > Die gore klerezooi Die gore klerezooi
Carlo Emilio Gadda Die gore klerezooi in de Via Merulana “Rome, 1927. Middenin de moraliseringscampagne van de fascisten, die de Eeuwige Stad van alle geboefte moet zuiveren, vinden er in een pand in de Via Merulana twee misdaden plaats. Een excentrieke gravin wordt op klaarlichte dag van haar juwelen beroofd. Commissaris Ingravallo wordt met het onderzoek belast. Kort daarop wordt in hetzelfde gebouw een goede kennis van hem, een aantrekkelijke maar wegens haar kinderloosheid wegkwijnende burgervrouw, met doorgesneden keel aangetroffen. Het gerechtelijk onderzoek én de roman gaan al snel alle kanten op, waarbij nu eens een op truffels verzotte rijksambtenaar, dan weer een handlezende hoerenmadam en zelfs een eenogige kip, een in een haas veranderde topaas en de grote tenen van twee heiligen op een wandschildering voor afleidingsmanoeuvres zorgen. Uiteindelijk lopen ze uit op een mysterie waarvan de ontrafeling aan de lezer wordt overgelaten. Maar intussen heeft Gadda kans gezien om een bijtende satire te leveren op Mussolini en zijn slippendragers, een soms meeslepend en soms dolkomisch beeld te schetsen van Rome in al zijn maatschappelijke geledingen, en met een mengeling van dialect en stadshuistaal, literaire pastiches en lyrische ontboezemingen een verbluffend taalbouwsel op te trekken.” (uitgeverstekst) Het eerste dat opvalt aan de roman is de moeilijkheidsgraad. Gadda heeft een omslachtige manier van vertellen, met veel uitweidingen, en hij dwaalt voortdurend af van de hoofdlijn om eindeloos voort te borduren op bijzaken. Als je niet heel geconcentreerd leest ben je binnen de kortste keren de draad kwijt. Maar je krijgt daar ook heel veel voor terug, zoals de Gogol-achtige beschrijving van personen: “Ome Filippo, lang, in donkere geklede jas, met een wat peervormige pens, ’n hoge rug en enigszins afhangende schouders, zijn gezicht half verschrikt, half bedroefd, en in het midden daarvan een snufferd als de stuurvin van een sterrenkijker, die ongetwijfeld schetterde als de bazuinen van het Laatste Oordeel als hij ‘m snoot…” (p.37) of: “Hij raakte in de war, hij sprak op de wat neuzelende toon van een kartonnen speelgoedtrompetje.” (p.46) Dit soort karakteriseringen alleen al, en daar staat de roman bol van, maken het lezen meer dan de moeite waard. Ook zijn onverholen afkeer van het fascistisch regiem steekt de schrijver niet onder stoelen of banken. Met name Mussolini moet het ontgelden, en wordt consequent geduid in termen als "die stinkend op het balkon van het regeringsgebouw”, "ingelijste mafkikker uit Predappio” (= geboorteplaats van Mussolini), “de Kalkoen” en "de Drol, de Syfilitische Blaaskaak”, om er slechts een paar aan te halen. Schitterend is ook de beschrijving van een drietal magere kippen die bij een afgelegen treinstationnetje rondscharrelen. Op een bepaald moment verandert één van de kippen in een spion van Mussolini: “En kijk nou es aan, daar was-ie op wandel as een kip, met het air, echt, van een kip: als een heer met gele handschoenen in de Via Veneto, lorgnon in z’n oog, witte bloem in z’n knoopsgat. Ontluisde met z’n bek een schouder, uit de hoogte, en daarna de andere; dropte dreutels asof d’r niks aan ’t handje was, maar intussen profiteerde-d-ie van ’t feit dat-ie een kip was, keek opzij, krek zoals kippen doen, gluurde in de keuken as de deur openstond. Ging d’r zelfs naar binnen. En geen mens joeg ‘m weg (…) En zodoende kon hij op z’n dooie gemak spioneren. Met bezeten pupil registreren en op ’t netvlies vastleggen: met dat zijdelingse oog dat kippen hebben…” (p.284) Volgens zeggen schreef Gadda 20 jaar aan deze roman, voordat die in 1957 werd gepubliceerd. Dat betekent dat hij er in 1937 aan begon, midden in de periode van het fascisme. Lang niet alle verwijzingen zijn echter politiek van aard. Zie bijvoorbeeld hoe de beroemde Italiaanse dichter, Dante Alighieri, wordt geïntroduceerd: “’Hoe heette-d-ie ook alweer? Tante… Tante… ’t Bleek trouwens helemaal geen tante te zijn, maar een vent…’ En met ‘r hand sleurde ze zijn naam uit ‘r voorhoofd: ‘Tante… Allergie of zoiets, afijn, ’n komediant, as ‘k ’t goed gesnapt heb,’ en ze boorde verder met haar hand, hoe kán ’t dat ik dáár niet meer op kom? Dat zijn nou de ongemakke van m’n leeftijd, zie… m’n geheuge lekt as ’n mandje. Dante Alighieri! Zo heet-ie, nu weet ik ’t weer: ik wist dat d’r iets mis was met die tante.’” (p.244) Niet alleen de woordspeling op de naam van de dichter maken deze passage zo leuk, maar ook de verwijzing naar zijn hoofdwerk, de Goddelijke Komedie: “afijn, ’n komediant, as ‘k ’t goed gesnapt heb”. En de uitsmijter, uiteraard: “ik wist dat d’r iets mis was met die tante.” Prachtig! Daarnaast zijn er ook hyperrealistische beschrijvingen, zoals die van het lijk, waarin een ijzingwekkende duiding van de gruwelijke wond aan de keel wordt afgewisseld met een min of meer erotische beschrijving van de houding en staat waarin het lichaam wordt aangetroffen. Het is allemaal teveel om op te noemen, zoveel moois ligt er verborgen in deze roman, die al vrij snel volkomen ontspoort, net als het onderzoek naar de misdaden, maar juist in die ontsporingen zijn meerwaarde vindt. Een klassieke ‘detective’ is dit zeker niet. En – zoals ik al zei – dit is bepaald geen gemakkelijk boek. Maar wat een meesterwerk! Hulde ook aan de vertaler, Frans Denissen, voor zijn voortreffelijke omzetting van deze roman in sprankelend Nederlands…
Naschrift. Nadat ik deze boekbespreking op schrift gesteld had, kwam ik nog een oude bespreking tegen uit de tijd dat ik de roman de eerste keer las. Op dinsdag 5 juni 2001 maakte ik de volgende aantekening:
Wandelblogs
Iedere zaterdag (bijna) wandel ik in de omgeving van Utrecht. Door weer en wind, bij nacht en ontij (bij wijze van spreken). Dat komt niet doordat ik zo ondernemend ben, maar door het feit dat ik me in de zomer van 2012 heb aangesloten bij een wandelgroep. Heerlijk! Ik hoef niet alles zelf te plannen of te organiseren, maar vooral te zorgen dat ik op zaterdag bijtijds opsta en mij op het afgesproken uur bij de startlocatie meld. Die startplaats wisselt wekelijks, en daarmee uiteraard ook het wandeltraject. Na verloop van tijd ben ik onderweg wat foto’s gaan maken, die ik achteraf – tezamen met een kort begeleidend commentaar - deel met mijn fellow-travellers. Sinds begin 2014 doe ik dit online, in de vorm van een soort weblog: mijn wandelblog. Omdat het voor mij elke keer weer een verrassing is waar ik zal lopen, moet ik ook mijn foto-onderwerpen ter plaatse (en in het voorbijgaan) als zodanig herkennen. Dat heeft wel iets van een wekelijkse ‘blind date’. Het merendeel van mijn 'dates' bestaat uit “Utrechtse landschappen”, hoewel we ons af en toe ook buiten de regio wagen. Dat levert dan "Uitheemse landschappen" op, of - meer specifiek - "Kustlandschappen". Op een gegeven moment ben ik van wandelgroep geswitcht. Vier jaar lang maakte ik deel uit van de wandelgroep LOOP, waarin ik met veel plezier gewandeld heb. Toen die groep dreigde te worden opgeheven heb ik met een aantal mede-lopers een soort 'doorstart' gemaakt. Sinds die tijd loop ik dus met de "Doorlopers". Nu, na inmiddels meer dan 10 jaar wandelen, loop ik nog steeds met evenveel plezier. Alleen merk ik dat we - uiteraard - vaker dezelfde routes lopen. En dat mijn teksten en beelden bijgevolg in herhaling gaan vervallen. Dat is voor mij voldoende reden om niet alles wat ik loop nog in mijn 'wandelblog' te melden... Sorry daarvoor.
Mijn boekenka(s)t(t)en
Extra's
Rome revisited
Zes dagen Dublin
Weerzien in Petersburg
Omweg naar Moskou
Rondreis door Ierland
Zeven dagen in Rome
|
Copyright © Paul Lamandassa 2007-2023 | Powered by CMSimple| Template: ge-webdesign.de| Login