Het diner
Herman Koch - Het diner
Twee echtparen gaan een avond uit eten in een restaurant. Ze praten over alledaagse dingen, dingen waar mensen tijdens etentjes over praten: werk, de laatste films, vakantieplannen, et cetera. Maar ondertussen vermijden ze waar ze het eigenlijk over moeten hebben: hun kinderen.
De structurering van het boek volgt de gangen van een diner, vanaf het ‘aperitief’ tot aan de ‘fooi’. Daarin wordt de spanning, die vanaf het begin af aan duidelijk is (maar nog ‘onderhuids’), zorgvuldig en gedoseerd opgebouwd totdat er een voldragen moreel dilemma ontstaan is:
De kinderen van de dinergangers hebben een wandaad begaan. Hoe daarmee om te gaan? Hoe ver ga je als ouders in het toedekken van de gruweldaden van kinderen? Hoe waarborg je geluk en toekomst?
De structuur van het verhaal is een geweldige vondst, en werkt voortreffelijk als ‘bindmiddel’ van het verhaal dat nogal eens afdwaalt in uitweidingen en flashbacks. En ook het opgeworpen morele dilemma is er één die inhoudelijk de moeite waard is om te overdenken en te bediscussiëren. Ik vind dit vraagstuk van dezelfde orde als die Dostojevski aansnijdt in Misdaad en straf: in hoeverre (en aan wie) is het geoorloofd om te doden, en hoe ga je om met een gepleegde moord. Of zoals het ‘dilemma’ wordt behandeld in De vreemdeling van Albert Camus, waar sprake is van een min of meer ‘toevallige’ moord. In de uitwerking van dit vraagstuk gaat Koch echter de fout in. In tegenstelling tot Dostojevski en Camus, die hun moordzaken ‘zuiver’ houden en daardoor in staat zijn de consequenties daarvan tot het uiterste te analyseren en te doorgronden, doet Koch zijn best om met allerlei rookgordijnen het vraagstuk aan onze ‘grip’ te onttrekken.
Zo blijkt de vader van de hoofdschuldige – de verteller en ik-persoon van het verhaal – eerder zelf meermalen in agressie over de schreef te zijn gegaan. Daarmee wordt het ‘morele dilemma’ omgebogen naar de vraag of zijn zoon genetisch bepaald is, en verliest daarmee (heel) veel van zijn scherpte. Want als zijn zoon erfelijk belast en dus ‘ziek’ is, dan kan die zoon niet voor zijn daden aansprakelijk gesteld worden. En de vader uiteraard ook niet, want die heeft ook al die erfelijke ziekte... Ja, dan zijn we natuurlijk snel uitgepraat! Daarmee ondergraaft Koch volgens mij zijn hele roman. Uit alle rookgordijnen zou je zelfs kunnen concluderen dat de moeder de schuldige is, want die heeft mogelijkerwijs uit de vruchtwaterpunctie geweten kunnen hebben dat haar zoon belast zou zijn met de vreselijke (doch onbenoemde) erfelijke ziekte van de vader. Maar – ik spreek niet voor niets van rookgordijnen – ook deze lijn wordt door Koch niet verder uitgewerkt. Hij beperkt zich tot hinten in die richting.
En zo zijn er meer ‘doodlopende’ sporen in het verhaal, zoals de ziekenhuisopname van de moeder, die ook al met een geheimzinnige ziekte blijkt te kampen, die uitgebreid aan de orde komt (er wordt een heel hoofdstuk aan geweid), maar daarna ook even abrupt als onherroepelijk achter de horizon van het verhaal verdwijnt.
En dan de scriptie van de zoon over de doodstraf, waarin gesteld wordt dat sommige misdadigers het best maar kunnen worden afgemaakt vóór hun berechting, omdat wel duidelijk is dat ze anders op een bepaald moment toch weer vrij komen en in herhaling zullen vervallen. Deze stelling wordt door vader tot bloedens toe verdedigd in een confrontatie met de rector van de school. Maar als ik het goed begrijp uit het verdere verloop van het verhaal is die stelling niet van toepassing op de erfelijk belaste vader en zoon (die blijkbaar tot elke misdaad in staat zijn) maar juist op de vermoorde zwerfster die zo vreselijk in de weg lag in het pinhokje...
Als ik dit allemaal juist interpreteer – Koch insinueert veel zonder de zaken expliciet uit te werken – dan zijn we met deze wending wel heel ver afgedwaald van het morele dilemma dat in eerste instantie opgeworpen leek te worden. Maar wat als het door mij geopperde ‘morele dilemma’ nu niet de inzet is van Het diner? Als Koch wil analyseren hoe de twee gezinnen reageren op eenzelfde probleemgeval (hun beider zonen die in de zaak betrokken zijn)? Ook dat concept werkt niet, simpelweg omdat Koch allerlei ‘variabelen’ in- en aanvoert die totaal ongelijk en ongelijkwaardig zijn. Want als de ene zoon erfelijk belast is, dan geldt dat ‘excuus’ niet voor de andere, om maar een voorbeeld te noemen. Maar daarover krijgen we niets te horen...
Die onafgewerkte verhaallijnen, die van alles suggereren maar niet expliciet doortrekken (of doordenken) slaan de lezer bij voorbaat alle wapens uit handen om zich te mengen in het morele gevecht. Hij blijft – en dat vind ik de schrijver ernstig aan te rekenen – met lege handen achter.
Wat overblijft is een soap-achtig verhaal, waarin het vooral om het tempo gaat en waar de meest onvoorspelbare plot-wisselingen ervoor moeten zorgen dat de kijker (lezer) geboeid blijft kijken (lezen).
Op het eerste gezicht ziet het er allemaal heel interessant en intellectueel uit, maar bij nadere beschouwing reikt het niet verder dan wat psychologie ‘van de kouwe grond’, en is het eigenlijk niet meer dan oeverloos geouwehoer. Verhalen zonder kop of staart. Niet mijn genre...