282,047 visitors
323,519 page views
1.15 page views / visitor

 

Cicero

You are here:   Home > Boekbesprekingen > Lelieblank, scharlakenrood

Lelieblank, scharlakenrood

 

Lelieblank, scharlakenrood – Michel Faber

 

Het verhaal begint intrigerend, als de verteller de lezer bijna letterlijk bij de hand neemt om hem zijn verhaal in te slepen:

“Kijk waar u loopt. Let goed op, u zult ogen en oren tekortkomen. De stad waarheen ik u voer is groot en verwarrend, en het is de eerste maal dat u hier bent. Misschien meent u wel dat u haar goed kent, uit andere geschiedenissen die u hebt gelezen, doch die geschiedenissen praatten u naar de mond, verwelkomden u als een vriend, behandelden u alsof u er thuis was. De waarheid is evenwel dat u een vreemdeling bent, afkomstig uit een volstrekt andere tijd en van een volstrekt andere plaats.

Toen ik daarnet uw aandacht trok en u besloot met mij mee te gaan, dacht u waarschijnlijk dat het eenvoudig een kwestie was van aankomen en u installeren. Nu u hier daadwerkelijk bent, is het bitterkoud en blijkt u te worden meegevoerd door het pikkedonker, struikelend over de oneffen bodem, zonder enig punt van herkenning. Kijkend naar links en naar rechts, knipperend met uw ogen tegen de ijskoude wind, beseft u dat u een onbekende straat bent binnengegaan met onverlichte huizen vol onbekende mensen.

(…)

Het is een vaal nachtelijk uur, donkergrauw en bijkans leesbaar als de onberoerde bladzijden van een verbrand manuscript. U strompelt voort, nog steeds in mijn voetsporen, de damp in van uw eigen afgewerkte adem. De straatkeien onder uw voeten zijn nat en smerig, de lucht is ijzig en ruikt naar goedkope drank en langzaam uiteenvallende paardenmest. Van dichtbij hoort u gedempte dronkenmansstemmen, doch het weinige dat u kunt verstaan klinkt niet als de zorgvuldig gekozen openingsclausen van een groots romantisch drama. Integendeel. U hoopt vurig dat de stemmen niet nader zullen komen.”

En zo gaat dat nog een tijdje door, als de verteller ons binnen voert in het kamertje van een hoer in de achterbuurten van Londen. De lezer moet helemaal onderaan de sociale ladder beginnen, om van daaruit van lieverlee  op te klimmen naar de hogere segmenten van het 19e eeuwse, Victoriaanse Londen waar deze roman zich afspeelt:

“In het hart van deze vertelling staat de negentienjarige Sugar, werkzaam in het bordeel van de hardvochtige Mrs Castaway. Terwijl de intelligente prostituee op ongewone wijze de sociale ladder beklimt. trekt een stoet van beminnelijke, aandoenlijke, afstotende en gekmakende personages voorbij.” (uitgeverstekst)

En precies dáár gaat het mis, bij die personages… Voor mij blijven het karikaturen, en komen ze geen moment ‘werkelijk tot leven’. Ik slaag er niet in me met enig personage te identificeren of met ze ‘mee te leven’.  Het verhaal speelt zich af in Victoriaans Londen, en doet qua stijl en opzet denken aan het werk van Charles Dickens. Dickens was een 19e eeuwse romancier, en erg betrokken bij de sociale omstandigheden van zijn tijd. In zijn romans wordt dat engagement uitgedragen. Dat levert indringende beschrijvingen op van de vaak schrijnende toestanden waarin zijn personages verkeren en optreden. Daarbij heeft Dickens een geweldige schrijfstijl, waarin hij poëtisch-realistische beschrijvingen lardeert met humor en empathie. Al deze zaken mis ik bij Michel Faber. Als ik Lelieblank, scharlakenrood heel kort zou moeten omschrijven zou ik niet verder komen dan dat het een lijvige roman is in Victoriaanse stijl met een flinke scheut expliciete porno (“Mocht u thans mateloos verveeld zijn, laat mij u dan mogen troosten met de belofte dat er in de zeer nabije toekomst sprake zal zijn van heuse neukpartijen … p.129) . Misschien ben ik erg preuts, maar ik vind die expliciete pornografische beschrijvingen afstotend en totaal niet functioneel in het verhaal.  En dat verhaal verliest na het intrigerende begin ook nog eens vrij snel alle vaart en verzandt voor mijn gevoel in het plichtmatig uitschrijven door de auteur van een vooraf bedacht plot-schema.

Tot mijn verbazing zie ik dat deze roman van alle kanten goede recensies krijgt. Het zij zo, ieder zijn smaak. Aan mij is dit boek niet besteed. Halverwege deze lijvige roman (meer dan 900 bladzijden) ben ik opgehouden met lezen. Dat was een hele opluchting!

 


 

Ter vergelijking geef ik hieronder mijn ‘bespreking’ (2012) van Dickens’ Het Grauwe Huis:

“Londen. (…) Rook, die uit de schoorsteenpotten neerzakt en een zachte zwarte motregen doet ontstaan, met roetvlokken erin zo groot als flinke sneeuwvlokken – in de rouw gegaan, zou men kunnen denken, om het sterven van de zon. (…) Voetgangers, die elkaars paraplu’s opzij stoten, in een algemene infectie van slecht humeur, en die struikelen bij de hoeken van de straten, waar tienduizenden andere voetgangers uitgegleden zijn sinds de dag aanbrak (zo deze dag ooit aanbrak), en die nieuwe modder toevoegen aan de vele lagen daarvan, welke op die punten hardnekkig aan het plaveisel vastkleven, en die zij met samengestelde interest vermeerderen.

Mist overal. Mist op de rivier, waar hij drijft tussen groene eilandjes en weilanden; mist lager op de rivier, waar hij verontreinigd voortrolt tussen de rijen schepen en smerigheden van een grote (en vuile) stad. Mist over de moerassen van Essex, mist over de heuvels van Kent. Mist, die in de kombuizen van kolenbrikken kruipt; mist, die op de ras ligt uitgespreid en rondhangt tussen het tuig van grote schepen; mist, die neerhangt op het dolboord van lichters en bootjes. Mist in de ogen en kelen van stokoude gepensioneerden van Greenwich Hospital, die daar zitten te hijgen bij de haard op hun zalen; mist in het roer en de kop van het middagpijpje van de woedende schipper, die onder in zijn benauwde kajuit zit; mist, welke op wrede wijze de tenen en vingers prikt van de huiverende kleine leerjongen op het dek. Mensen die zomaar eens op de brug staan en die over de leuningen gluren naar het lager hangend wolkendek van mist, met mist rondom hen heen, als waren zij in een ballon opgestegen en hingen zij in mistige wolken. (…)

De gure middag is het guurst, en de dichte mist is het dichtst, en de vuile straten zijn het vuilst, in de buurt van die met lood gedekte sta-in-de-weg, het zo geëigend ornament voor de drempel van een stompzinnige oude instelling: Temple Bar. En vlakbij Temple Bar, in Lincolns Inn Hall, in het hartje van de mist, zit de President in zijn Hooggerechtshof voor civiele zaken.

Er kan nooit een mist komen zo dicht, modder en slijk zo dik, dat zij kunnen halen bij dit in het duister zijn weg zoekende en voortsukkelende Hooggerechtshof voor civiele zaken, dit verderfelijkste van al wat in zonden vergrijsd is, tot op deze dag, zowel daarboven als hier beneden.”

Zo begint Het Grauwe Huis (1852-53) van Charles Dickens, in een ‘gedateerde’ vertaling uit de vijftiger jaren die nodig eens zou moeten worden opgefrist… 

Niet ten onrechte hebben scherpzinnige critici Bleak House aangewezen als de beste roman van Dickens. In andere boeken mogen humor en fantasie vrijer hun loop nemen, Bleak House wint het door eenheid van opbouw, door een dwingende kracht die alle gebeurtenissen bezielt en betekenis geeft. De opbouw van het boek is cirkelvormig, van een centraal punt uit gaan concentrische golven die alle figuren en gebeurtenissen binnen de fatale kring trekken. Dit middelpunt is het Hooggerechtshof, met inbegrip van onrecht en doelloze woordenpraal ten koste van hen die er hun recht komen zoeken. Dit instituut, met zijn eindeloze verhoren, verklaringen, terugverwijzingen voor nader onderzoek, is een goudmijn voor rechters en advocaten. Wie verwikkeld raakt in een proces bij het Hooggerechtshof is verder voor zijn leven ongelukkig. (uitgeverstekst)

 “In deze panoramisch vertelde en filmisch geschreven zedenroman keert Dickens zich op een tragikomische manier tegen de armoede, de onbeweeglijkheid en de hypocrisie van de Britse klassenmaatschappij. Zijn hoofdpersoon Esther Summerson, die de helft van het verhaal in de ik-vorm vertelt, is een vertrouwd Dickens-personage: een wees (tenminste, dat denkt ze) die het geheim van haar afkomst ontdekt en uiteindelijk het geluk vindt. Maar ondanks het gelukkige einde is het vuistdikke Bleak House allesbehalve een ‘feelgood novel’. In de door de alwetende en moralistische verteller geschreven hoofdstukken toont Dickens zich een Kafka avant la lettre: de rechtzaak ‘Jarndyce and Jarndyce’, waarmee bijna iedereen in het boek te maken heeft, is zo gecompliceerd ‘dat geen levend mens hem begrijpt’ en heeft al heel wat rechtzoekende individuen gefrustreerd en vermorzeld. Bederf beheerst de rechtbank – zoals de mist Londen – en strekt zich uit tot alle lagen van de samenleving; diverse personages, ook sympathieke, komen op een afschuwelijke manier aan hun eind. Bleak House is ook een van de eerste detectiveromans; niet zozeer omdat de plot draait om een aantal met elkaar samenhangende raadsels, maar vooral door het optreden van de archetypische inspecteur Buckett (…)” 

Aldus het onvolprezen Lezen Etcetera van Pieter Steinz. Volgens de MEW (Moderne Encyclopedie de Wereldliteratuur) is Bleak House “.. Dickens’ best geconstrueerde roman; de incidenten zijn niet meer toevallig en onsamenhangend, zij passen allen cyclisch in elkaar. Als in Shakespeare’s drama’s zijn de verschillende intriges subtiel met elkaar verweven.”

Over Dickens’ werk wordt nogal tegenstrijdig geoordeeld. Aan de ene kant wordt hij gewaardeerd om zijn realisme, zijn humor, zijn schrijfstijl, de schepping van unieke romanpersonages en zijn roep om sociale hervormingen. Dat is nogal wat! Aan de andere kant echter wordt hij verguisd vanwege het melodramatische, de sentimentaliteit en de ‘ongeloofwaardigheid’ van zijn verhalen. Het is aan iedere lezer afzonderlijk om te bepalen naar welke kant de balans wat hem of haar betreft doorslaat.

 

 

 

 

 

Wandelblogs

 

 

Iedere zaterdag (bijna) wandel ik in de omgeving van Utrecht. Door weer en wind, bij nacht en ontij (bij wijze van spreken). Dat komt niet doordat ik zo ondernemend ben, maar door het feit dat ik me in de zomer van 2012 heb aangesloten bij een wandelgroep. Heerlijk! Ik hoef niet alles zelf te plannen of te organiseren, maar vooral te zorgen dat ik op zaterdag bijtijds opsta en mij op het afgesproken uur bij de startlocatie meld. Die startplaats wisselt wekelijks, en daarmee uiteraard ook het wandeltraject.

Na verloop van tijd ben ik onderweg wat foto’s gaan maken, die ik achteraf – tezamen met een kort begeleidend commentaar - deel met mijn fellow-travellers. Sinds begin 2014 doe ik dit online, in de vorm van een soort weblog: mijn wandelblog. Omdat het voor mij elke keer weer een verrassing is waar ik zal lopen, moet ik ook mijn foto-onderwerpen ter plaatse (en in het voorbijgaan) als zodanig herkennen. Dat heeft wel iets van een wekelijkse ‘blind date’.

Het merendeel van mijn 'dates' bestaat uit “Utrechtse landschappen”, hoewel we ons af en toe ook buiten de regio wagen. Dat levert dan "Uitheemse landschappen" op, of - meer specifiek - "Kustlandschappen".

Op een gegeven moment ben ik van wandelgroep geswitcht. Vier jaar lang maakte ik deel uit van de wandelgroep LOOP, waarin ik  met veel plezier gewandeld heb. Toen die groep dreigde te worden opgeheven heb ik met een aantal mede-lopers een soort 'doorstart' gemaakt. Sinds die tijd loop ik dus met de "Doorlopers". 

Nu, na inmiddels meer dan 10 jaar wandelen, loop ik nog steeds met evenveel plezier. Alleen merk ik dat we - uiteraard - vaker dezelfde routes lopen. En dat mijn teksten en beelden bijgevolg in herhaling gaan vervallen. Dat is voor mij voldoende reden om niet alles wat ik loop nog in mijn 'wandelblog' te melden... 

Sorry daarvoor.

   


 

 

boekenkat

 

Mijn boekenka(s)t(t)en

 

 

 

 

 

 

 

 

 Extra's

 

Rome revisited

Een reisverslag

 


  

Zes dagen Dublin

Een reisverslag

 


  

Weerzien in Petersburg

Een reisverslag

 


  

Omweg naar Moskou 

Rusland

Een reisverslag

 


 

Rondreis door Ierland


Een reisverslag

 


 

Zeven dagen in Rome

 

Een reisverslag

 

 

 

 

Copyright © Paul Lamandassa 2007-2023 | Powered by CMSimple| Template: ge-webdesign.de| Login