CiceroYou are here: Home > Boekbesprekingen > Met de zon als kompas Met de zon als kompas
Met de zon als kompas – Caroline van Hemert
“In Met de zon als kompas volgen we de avontuurlijke reis van ornithologe Caroline Van Hemert door de wildernis van Alaska. Op de universiteit, waar ze onderzoek doet naar zeldzame snavelmisvormingen bij mezen, doet niets Van Hemert nog denken aan waarom ze ooit biologie is gaan studeren. Ze voelt zich opgesloten tussen de steriele muren van het laboratorium. Om haar liefde voor de natuurwetenschap te hervinden, zit er maar één ding op: ze moet weer naar buiten, de natuur ondergaan. Ze besluit met haar man een tocht van 6500 kilometer naar de diepste wildernis van Alaska te ondernemen. Vanuit Washington reizen ze, afwisselend op ski's, in een kano en te voet, via de oerbossen van Brits Columbia, tot ver boven de Arctische grens. Ze doorstaan grote gevaren en ondergaan grootse ervaringen – van ontmoetingen met walvissen op zee, tot lang gedroomde waarnemingen van de meest zeldzame vogels van Noord-Amerika. Caroline Van Hemert beschikt over het grote talent om te beschrijven wat het precies is, dat overweldigende geluk van buiten zijn en de natuur écht te beleven.” (Uitgeverstekst) In tegenstelling tot deze enthousiaste kwalificatie vind ik het eerste deel van het boek bepaald niet sterk. Hierin vertelt de schrijfster haar voorgeschiedenis, en verhaalt zij van eerdere tochten met haar vriend/man, en hoe zij die ontmoet heeft en hoe geweldig die is, en hoe geweldig zij samen zijn en… bla, bla, bla. Op mij maakt dit de indruk van een nogal geforceerd aandoende (en misplaatste) poging tot ‘het complete verhaal van een leven’… Pas als de reis daadwerkelijk een aanvang neemt (en dat mag wat mij betreft beginnen met de ‘voorbereidingen’ zoals beschreven in hoofdstuk 5) gaat het beter. Zolang ze schrijft over haar/hun directe ervaringen onderweg houdt ze mijn volle aandacht. Zodra ze echter (weer) gaat filosoferen, of - quasi-literair - een verhaal van of over een andere persoon vertelt, wordt het vervelend. De lange en barre tocht zelf is natuurlijk formidabel en kent vele spannende passages. De beschrijving daarvan alleen al maken het boek het lezen meer dan waard! En dan zijn er bovendien nog de ‘ontmoetingen’ met meer of minder zeldzame vogels die een aantal schitterende intermezzo’s in het verhaal opleveren. Dat begint al in de proloog, als we (‘in media res’) aan de oever staan van een gevaarlijke rivier (de Chandalar), ergens boven de poolcirkel in Alaska. Bij het overzwemmen daarvan komt de man (Pat) bijna te verdrinken. Ze redden het net, en halen de overkant: “Terwijl ik mijn shirt uitwring en overdenk waarom we hier eigenlijk zijn, hoor ik een geluidje dat ik eigenlijk nog nooit heb gehoord. Ik val stil, grijp Pats arm vast en leg mijn vinger op mijn lippen. ‘Luister’, fluister ik. Stilte. En dan hoor ik het weer. (…) ‘O mijn god, Pat, volgens mij is het een bruinkopmees!’” Ze gaat vervolgens helemaal op in de beschrijving van het vogeltje, en concludeert dan: “Als ik niet had opgelet, als mijn oren niet gespitst waren op fladdergeluidjes van vleugels en de echo van de stilte, zou ik dit kleine vogeltje finaal gemist hebben. (…) Zelfs het overzwemmen van de Chandalar lijkt met terugwerkende kracht een goed idee. Hier, op dit moment, bestaat de wereld uit mijzelf, Pat en een familie bruinkopmezen boven ons hoofd.” (p.24-25) Geweldig, zoals hier de opgebouwde spanning van een moeizame en gevaarlijke overtocht gerelativeerd wordt, en we bovendien deelgenoot worden gemaakt van de ware passie van de verteller. Jammer is dan wel weer dat dit verhaal uit zijn chronologische context gehaald is, en dat elk spoor van dit stuk ontbreekt in de (veel latere) beschrijving van de tocht door dat specifieke gebied. Als de verteller kort daarop refereert aan die gevaarlijke oversteek van de Chandalar eist ze wel heel veel van de lezer om hier de link te leggen met de proloog van haar boek. Op mij komt dit over als een mislukt stukje knip en plakwerk in de compositie (of zo u wilt: een onvoorzien bijproduct van een cursus ‘creative writing’). Maar ik wil niet te negatief eindigen, want de combinatie wandelen en vogels kijken, zoals beschreven in Met de zon als kompas, bevalt mij uitstekend. Daarom nog één vogel-voorbeeld tot besluit: “De wind wervelt wolken stuifsneeuw op als we al treden trappend in de sneeuw de laatste helling beklimmen. Wanneer we de top van de pas bereiken, zien we daar tot onze verrassing een grijskruinbergvink, een mannetje, dat er vrolijk op los kwettert. Hij voelt zich zo te zien volkomen op zijn gemak tussen de rotsen en het ijs. (…) Vergeleken met onze vuile kleren en schrale gezichten ziet zijn zomerkleed, een unieke combinatie van bruine, grijze en roze-kleurige veren, er zwierig uit. En in tegenstelling tot ons lijkt de vogel totaal onaangedaan door de wind en de stuivende sneeuw.” (p.248) Halverwege het boek ben ik ook nog eens onverwacht gestuit op een katern vol heldere kleurenfoto’s. Als illustratie bij de reis en het verhaal. Alles bij elkaar slaat mijn aanvankelijke scepsis daarmee om naar een overwegend tevreden gevoel.
Wandelblogs
Iedere zaterdag (bijna) wandel ik in de omgeving van Utrecht. Door weer en wind, bij nacht en ontij (bij wijze van spreken). Dat komt niet doordat ik zo ondernemend ben, maar door het feit dat ik me in de zomer van 2012 heb aangesloten bij een wandelgroep. Heerlijk! Ik hoef niet alles zelf te plannen of te organiseren, maar vooral te zorgen dat ik op zaterdag bijtijds opsta en mij op het afgesproken uur bij de startlocatie meld. Die startplaats wisselt wekelijks, en daarmee uiteraard ook het wandeltraject. Na verloop van tijd ben ik onderweg wat foto’s gaan maken, die ik achteraf – tezamen met een kort begeleidend commentaar - deel met mijn fellow-travellers. Sinds begin 2014 doe ik dit online, in de vorm van een soort weblog: mijn wandelblog. Omdat het voor mij elke keer weer een verrassing is waar ik zal lopen, moet ik ook mijn foto-onderwerpen ter plaatse (en in het voorbijgaan) als zodanig herkennen. Dat heeft wel iets van een wekelijkse ‘blind date’. Het merendeel van mijn 'dates' bestaat uit “Utrechtse landschappen”, hoewel we ons af en toe ook buiten de regio wagen. Dat levert dan "Uitheemse landschappen" op, of - meer specifiek - "Kustlandschappen". Op een gegeven moment ben ik van wandelgroep geswitcht. Vier jaar lang maakte ik deel uit van de wandelgroep LOOP, waarin ik met veel plezier gewandeld heb. Toen die groep dreigde te worden opgeheven heb ik met een aantal mede-lopers een soort 'doorstart' gemaakt. Sinds die tijd loop ik dus met de "Doorlopers". Nu, na inmiddels meer dan 10 jaar wandelen, loop ik nog steeds met evenveel plezier. Alleen merk ik dat we - uiteraard - vaker dezelfde routes lopen. En dat mijn teksten en beelden bijgevolg in herhaling gaan vervallen. Dat is voor mij voldoende reden om niet alles wat ik loop nog in mijn 'wandelblog' te melden... Sorry daarvoor.
Mijn boekenka(s)t(t)en
Extra's
Rome revisited
Zes dagen Dublin
Weerzien in Petersburg
Omweg naar Moskou
Rondreis door Ierland
Zeven dagen in Rome
|
Copyright © Paul Lamandassa 2007-2023 | Powered by CMSimple| Template: ge-webdesign.de| Login