CiceroYou are here: Home > Boekbesprekingen > Overleverigheid Overleverigheid
Leo Vroman - Overleverigheid
De directe aanleiding doet hier niet ter zake, maar ineens werd ik geacht gedichten van Leo Vroman te (gaan) lezen. Nu heb ik natuurlijk Gerrit Komrij’s lijvige – driedelige -bloemlezing De Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de twintigste eeuw in 3000 en enige gedichten in de kast staan, waarin Vroman vertegenwoordigd blijkt met 10 gedichten, en levert een kleine zoekopdracht op internet ook voldoende materiaal op, toch was ik heel tevreden dat ik de hand wist te leggen op de verzamelbundel Overleverigheid, met als ondertitel: “zijn mooiste gedichten, gekozen en persoonlijk toegelicht door collega-dichters”. Deze bundel werd uitgegeven ter gelegenheid van de 95ste verjaardag van Leo Vroman, in 2010. Erg prettig voor mij natuurlijk, omdat Vroman in zijn lange leven nogal wat af-gedicht heeft.
Mijn kakelkraan blijft koppig open. Ik vrees, als ik ben uitgepraat, dat hij goed vastgeroest nog openstaat en de woorden zullen blijven lopen
zoals de dichter zelf aangeeft in zijn gedicht Een open kraan (2009). Om zijn hele oeuvre door te werken lijkt mij dan ook onbegonnen werk. Bovendien geven de toelichtingen van de collega-dichters bij het door hun gekozen gedicht een mooi beeld van de ontvangst en waardering van het werk van de dichter. Al bij het tweede gedicht in de bundel (het eerste is voorbehouden aan de keus van mevrouw Vroman) legt Bernlef de vinger op een gevoelig punt in de dichtstijl van Vroman: het rijm: “Ik heb me zijn brein altijd voorgesteld als een enorm en gecompliceerd rangeerterrein beheerst door het Rijm. Rijm is een paradoxaal fenomeen. Rijmdwang, en daar kunnen we bij Vroman toch wel van spreken, leidt tot steeds wisselende betekenisrichtingen, tot grotere diversiteit; het gedicht volgt de banen die de wissels van de rijmwoorden aangeven. Daarom zijn de gedichten van Leo Vroman zo open, ze kunnen, en doen dat ook, alle kanten op.” Dit commentaar van Bernlef bij het gedicht van zijn keuze Een klein draadje (1960) haalt wat mij betreft direct aan het begin van de verzameling al een hoop kou uit de lucht, in de vorm van de (ook op mij ‘dwangmatig’ overkomende) eindeloze rijmelarijen van de dichter. Nu dit gelijk zo openlijk is uitgesproken ebt mijn irritatie over dit fenomeen grotendeels weg. De gedichten van Vroman zijn zeer divers van onderwerp, ze kunnen over letterlijk alles gaan. Ad Zuiderent weet dit treffend te omschrijven in zijn commentaar bij het gedicht Omnivoor (1997): “Leo Vroman is een alleseter. Hij graast, knabbelt, slurpt en slikt al wat op zijn weg komt. Wat voor andermans maag al gauw te zwaar is, lijkt voor hem geen last. Dankzij een snelle spijsvertering komt het meeste er weer uit als poëzie.” In Over de dichtkunst, waarvan een (lang) fragment is opgenomen in deze bundel zet Vroman op zijn (inmiddels) bekende lichtvoetige wijze zijn ‘poëtica’ uiteen:
Kijk, ik geloof niet in slechts één ding, en schrijf blijkbaar niet in één stijl, ik giechel graag terwijl ik vloek, mompel en zing. (…) Daarom is het ook dat ik soms een beetje gek of stijf doe: als in een gesprek; en daarom verandert mijn stijl, omdat iedereen verandert terwijl hij verandert. (…) Geloof me, iedereen kan dichten, er staan verzen in de krant platgedrukt tussen berichten
Of de pakweg 40 gedichten die in deze bundel zijn opgenomen ook de mooiste zijn, zoals de ondertitel zegt, is uiteraard aanvechtbaar. Het enige gedicht van Vroman dat ik al kende (van de middelbare school?) ontbreekt bijvoorbeeld, terwijl dit volgens mij toch een sleutelrol speelt in het oeuvre van de dichter, als uiting van zijn verlangen naar contact met de lezer. Beschouw dit dan maar als mijn bijdrage aan Overleverigheid: Voor wie dit leest… Gedrukte letters laat ik U hier kijken, maar met mijn warme mond kan ik niet spreken, mijn hete hand uit dit papier niet steken; wat kan ik doen? Ik kan U niet bereiken.
O, als ik troosten kon, dan kon ik wenen. Kom, leg Uw hand op dit papier; mijn huid; verzacht het vreemde door de druk verstenen van het geschreven woord, of spreek het uit.
Menige verzen heb ik al geschreven, ben menigeen een vreemdeling gebleven en wien ik griefde weet ik niets te geven: liefde is het enige.
Liefde is het meestal ook geweest die mij het potlood in de hand bewoog tot ik mij slapende vooroverboog over de woorden die Gij wakker leest.
Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn en door de letters heen van dit gedicht kijken naar uw lezende gezicht en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.
Doe deze woorden niet vergeefs ontwaken, zij kunnen zich hun naaktheid niet vergeven; en laat Uw blik hun innigste niet raken tenzij Gij door de liefde zijt gedreven.
Lees dit dan als een lang verwachte brief, en wees gerust, en vrees niet de gedachte dat U door deze woorden werd gekust: Ik heb je zo lief. (Leo Vroman Uit: 262 Gedichten Querido, 1974) Als ik schrijf dat dit het enige gedicht is dat ik kende van het werk van Vroman is dat niet helemaal waar, want ook de volgende indrukwekkende regels uit het gedicht Vrede (uit: Uit slaapwandelen – 1957) behoren tot de canon van de Nederlandse literatuur:
Kom vanavond met verhalen hoe de oorlog is verdwenen, en herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen.
Uit hetzelfde gedicht vind ik de openingsregels met de daarin uitgebeelde tegenstrijdigheid trouwens minstens zo mooi:
Komt een duif van honderd pond, Een olijfboom in zijn klauwen
Dan weet je al genoeg over de vrede die hier op uitbreken staat… En wat te denken van de slotregels van De avond in (uit: Soms is alles eeuwig – 2009):
en terwijl we liepen kromden onze schaduwen zich over de heuvels heen en lang, langzaam en voorzichtig waren we allemaal verdwenen.
Ik vind lang niet al het werk van Vroman even sterk, maar zijn beste gedichten zijn subliem. In de bundel Overleverigheid wordt een mooie diversiteit uit zijn werk gepresenteerd, en door de commentaren wordt daar nog een extra glans-laag aan toegevoegd.
Wandelblogs
Iedere zaterdag (bijna) wandel ik in de omgeving van Utrecht. Door weer en wind, bij nacht en ontij (bij wijze van spreken). Dat komt niet doordat ik zo ondernemend ben, maar door het feit dat ik me in de zomer van 2012 heb aangesloten bij een wandelgroep. Heerlijk! Ik hoef niet alles zelf te plannen of te organiseren, maar vooral te zorgen dat ik op zaterdag bijtijds opsta en mij op het afgesproken uur bij de startlocatie meld. Die startplaats wisselt wekelijks, en daarmee uiteraard ook het wandeltraject. Na verloop van tijd ben ik onderweg wat foto’s gaan maken, die ik achteraf – tezamen met een kort begeleidend commentaar - deel met mijn fellow-travellers. Sinds begin 2014 doe ik dit online, in de vorm van een soort weblog: mijn wandelblog. Omdat het voor mij elke keer weer een verrassing is waar ik zal lopen, moet ik ook mijn foto-onderwerpen ter plaatse (en in het voorbijgaan) als zodanig herkennen. Dat heeft wel iets van een wekelijkse ‘blind date’. Het merendeel van mijn 'dates' bestaat uit “Utrechtse landschappen”, hoewel we ons af en toe ook buiten de regio wagen. Dat levert dan "Uitheemse landschappen" op, of - meer specifiek - "Kustlandschappen". Op een gegeven moment ben ik van wandelgroep geswitcht. Vier jaar lang maakte ik deel uit van de wandelgroep LOOP, waarin ik met veel plezier gewandeld heb. Toen die groep dreigde te worden opgeheven heb ik met een aantal mede-lopers een soort 'doorstart' gemaakt. Sinds die tijd loop ik dus met de "Doorlopers". Nu, na inmiddels meer dan 10 jaar wandelen, loop ik nog steeds met evenveel plezier. Alleen merk ik dat we - uiteraard - vaker dezelfde routes lopen. En dat mijn teksten en beelden bijgevolg in herhaling gaan vervallen. Dat is voor mij voldoende reden om niet alles wat ik loop nog in mijn 'wandelblog' te melden... Sorry daarvoor.
Mijn boekenka(s)t(t)en
Extra's
Rome revisited
Zes dagen Dublin
Weerzien in Petersburg
Omweg naar Moskou
Rondreis door Ierland
Zeven dagen in Rome
|
Copyright © Paul Lamandassa 2007-2023 | Powered by CMSimple| Template: ge-webdesign.de| Login