Roem
Daniel Kehlmann - Roem
Negen verhalen, die tezamen een ‘episode-roman’ vormen. Elk verhaal is vanuit een ander perspectief (personage) beschreven, de verbanden worden gelegd door een aantal min of meer gemeenschappelijke ‘referentiepunten’.
Het boek gaat over identiteit: wie ben ik, waar ben ik, wat is werkelijkheid en wat is fictie?
Dat is op zich een mooi gegeven, vooral ook waar Kehlmann de ‘dubbele’ persoonlijkheid van zijn romanfiguren ophangt aan moderne technieken als mobiele telefonie en internet. Op internetforums kun je via een of meerdere ID’s een andere, virtuele werkelijkheid betreden en letterlijk een andere identiteit aannemen, waardoor je meerdere levens naast elkaar kunt leven. Ook de techniek van het mobiele (telefoon-) netwerk geeft je de mogelijkheid om vanaf elke plek op aarde te suggereren dat je heel ergens anders bent, met alle mogelijkheden tot ‘verdubbeling’ – en daarmee van een schaduwleven buiten je ‘reële’ verblijfplaats - van dien. Via deze middelen kun je een heel netwerk bouwen van verschillende identiteiten, waarbij de kunst is om die voor de buitenwereld zowel als voor jezelf tegelijkertijd geloofwaardig als gescheiden te houden. Want als het mis loopt, en de identiteiten door elkaar gaan lopen, dan escaleert de zaak uiteraard, en gaat de ‘betrouwbaarheid’ verloren, zoals in het verhaal Een bijdrage aan de discussie:
“Pas een uur later kreeg ik in de smiezen dat ik een enorme stommiteit had begaan. Echte naam, echt adres, het IP: ik was volle bak visible!”
Ten aanzien van de buitenwereld betekent dit dat je ‘betrapt’ wordt, ten aanzien van jezelf ontstaat een identiteitscrisis doordat je niet meer kunt uitmaken welke identiteit nu ‘reëel’ en welke ‘virtueel’ is. Elk van de negen verhalen beschrijft zo’n identiteitscrisis.
Zoals gezegd vind ik zowel het uitgangspunt als de opzet van deze ‘roman’ intrigerend. Alleen de uitwerking vind ik veel minder overtuigend. Dat geldt in de eerste plaats de schrijfstijl van Kehlmann, die hier en daar tenenkrommend proza oplevert:
“De volgende dag hadden ze elkaar teruggezien, de avond erop was ze al met hem meegegaan naar zijn spaarzaam gemeubileerde woning, en tot haar verbazing was Leo in bed van een doortastendheid waar zij niet op bedacht was geweest. Ze had haar nagels in zijn rug geslagen, de ogen naar binnen gedraaid en zich in zijn schouder vastgebeten, en toen zij een paar energieverslindende uren later in de vroege ochtend naar huis reed, ...” bla, bla bla... (uit: In de gevarenzone)
Het “bla, bla, bla...” hoort niet bij het citaat. Was dat maar zo, daarmee zou Kehlmann deze ‘sjabloon’-achtige beschrijving zelf gerelativeerd hebben en er daarmee als ‘stijlfiguur’ mee zijn weggekomen (zoals met zijn parodie op de ‘chatbox’-taal in het verhaal Een bijdrage aan de discussie). Het verbaast mij dan ook dat Kehlmann alom geprezen wordt als het nieuwe Duitse ‘wonderkind’, en niet door de minsten onder de recensenten...
Het tweede punt dat ik dit boek zwaar aanreken is het feit dat Kehlmann heel modieus (postmodern) de ‘schrijver’ in zijn verhalen opvoert als optredend personage die aan de touwtjes trekt en de plotwendingen kan manipuleren. Niet zozeer dát hij dit doet, maar de manier waarop:
“En desondanks kan zij zich niet helemaal in haar lot schikken. Daarom wendt zij zich in de vroege ochtend tot mij en vraagt om genade.
Rosalie, dat gaat mijn macht te boven. Dat kan ik niet.
Natuurlijk kun je dat! Het is jouw verhaal.
Maar het gaat over jouw laatste weg. Als zij het niet zou doen, dan had ik niets over je te vertellen. Het verhaal...
Zou een andere wending kunnen nemen!
Ik weet niets anders, voor jou niet.” (uit: Rosalie gaat sterven)
Of deze:
“Ik wist dat je het met mij zou doen. Ik wist dat ik in een van jouw verhalen terecht zou komen! Dat wilde ik nou precies niet!
‘We zitten altijd in verhalen.’ Hij trok aan de sigaret, het puntje gloeide rood op, toen liet hij hem zakken en blies rook de warme lucht in. ‘Verhalen in verhalen in verhalen. Je weet nooit waar het ene eindigt en een ander begint! In feite vloeien ze allemaal in elkaar over. Alleen in boeken zijn ze keurig gescheiden.” (uit: In de gevarenzone (2))
Nogmaals, inhoudelijk heb ik er niets op tegen, maar het is zo plat beschreven, zo weinig subtiel. De Franse schrijver Georges Perec – om een voorbeeld te noemen - gaat als schrijver in ’t Manco ook bepaald niet zachtzinnig om met zijn personages, maar daar is het kat-en-muis-spel dat de schrijver voert een integraal onderdeel van het verhaal, en hoeft het er daardoor niet zo open en bloot geëtaleerd te worden.
Tot besluit: zowel naar onderwerp als naar stijl sluit Kehlmanns Roem wat mij betreft bijna naadloos aan bij het werk dat ik gelezen heb van Paul Auster (De New York Trilogie) en Haruki Murakami (Hard-boiled Wonderland en De Opwindvogelkronieken): geen onaardige boeken, met een tot op zekere hoogte intrigerende thematiek van een meerdimensionale werkelijkheid, maar wat mij betreft zeker niet behorend tot de literaire meesterwerken.