CiceroYou are here: Home > Boekbesprekingen > Ulixes Ulixes
Ulixes – James Joyce
Leopold Bloom, advertentie-acquisiteur, Alleman en Buitenstaander, de Ierse Odysseus, eerder antiheld dan held, wandelt op een schijnbaar gewone doordeweekse donderdag in juni 1904 door Dublin. Dat vormt het vertrekpunt voor wat is uitgegroeid tot de grootste klassieker van het modernisme, Ulixes. In achttien hoofdstukken, die boeken op zichzelf zijn, wordt het verhaal van Leopold verteld, en dat van Stephen Dedalus, de jonge dichter, alter ego en nom de plume van Joyce. Legendarisch is de prachtige monologue intérieur van zijn echtgenote Molly aan het eind van het boek: een gedachtestroom van vele pagina’s, in zeven ademloze alinea’s, vrijwel zonder interpunctie. Aldus de flaptekst van mijn meest recente uitgave van Joyce’s meesterwerk Ulysses. Drie aspecten komen in deze ‘aanbeveling’ aan de orde: de inhoud van het verhaal, de taal waarin het geschreven is en de omzetting daarvan naar het Nederlands, en de invloed op de lezer (receptie). Wat betreft de inhoud: de strekking van deze roman stijgt ver uit boven de avonturen van Leopold Bloom. De stad Dublin wordt minutieus in kaart gebracht. Het stadsleven in al zijn facetten komt uitgebreid aan bod op die ene bewuste dag in juni, tot aan de uitslag van de paardenrace aan toe. De Ierse geschiedenis, de politiek, de Engelse overheersing… Ulysses is een soort documentaire over het leven in de stad Dublin op 16 juni 1904. Daarnaast biedt de roman een literaire omzetting van het oud-Griekse verhaal van de omzwervingen van de held Odysseus naar het ‘moderne’ Dublin. De parallellen zijn opmerkelijk, al heeft Joyce uiteindelijk zijn directe verwijzingen (de hoofdstuktitels) weggelaten. Nog steeds echter zijn de verschillende ‘episoden’ in de zwerftocht van de hoofdpersonen uit Ulysses moeiteloos te relateren aan die van Homerus’ Odysseus. En vaak tot in details! Ik wijdde daar 15 jaar geleden een verslagje aan, dat nog is na te lezen: http://www.gvanwingerde.nl/nieuw1/?Mijn_Bibliotheek___Ulysses_%2F_Odysea Wat betreft de taal en vertaling van de roman, dat ligt wat ingewikkelder dan de inhoud. Joyce experimenteerde naar hartenlust met taal en stijl. Hij vond nieuwe woorden uit, of gebruikte juist oude, in onbruik geraakte archaïsche woorden en uitdrukkingen. Zijn ‘stijl’ paste hij aan bij de beschreven gebeurtenissen: warrig ingewikkeld bij de monologue interieur van de jonge academicus-dichter Stephen Dedalus bij zijn mijmeringen aan het strand van Sandycove (hoofdstuk 3), plat Iers vol taalfouten bij de kroegscène in hoofdstuk 12, om twee voor de hand liggende voorbeelden te noemen. Moeilijker wordt het als Joyce in het hoofdstuk (11) waarin de muziek centraal staat, die muzikaliteit wil omzetten in woorden en ritme. Dat is fascinerend om (hardop) te lezen, maar inhoudelijk lastig te volgen. “Volgens Joyce zelf is het hoofdstuk een fuga, met alle muzikale foefjes waarvan componisten zich bedienen: hard, zacht, crescendo, diminuendo, wisselend ritme, versnellingen, vertragingen, herhalingen, echo’s, versieringen, staccato, terugkerende thema’s en vervlochten melodieën. Hij gebruikte klanknabootsingen, alliteratie, aaneenschakeling van gelijke klinkers, omkeringen, afgebroken woorden. De eerste twee pagina’s vormen een ouverture, waarin alles wat later gebeurt alvast wordt aangekondigt – kort, onbegrijpelijk bij de eerste kennismaking, maar intrigerend en bij bij herlezing aan het eind van het hoofdstuk een rijke bron van oja’s.” (Bloomsday, Gids door Dublin en Ulysses van James Joyce, p.85) Een heel ander spoor volgt Joyce als hij in hoofdstuk 14 (de kraamkliniek) door middel van taal de ontwikkeling van embryo tot kind wil uitbeelden. Hij doet dit door historische literaire stijlen te plagiëren, vanaf het oud-Engels in kleine stapjes tot het eind-19eeeuwse Engels van zijn tijd. Ook dit experiment vraagt nogal wat van de lezer… En daarmee kom ik op de (meest recente) vertaling van de roman naar het Nederlands. Vertalers Henkes en Bindervoet kiezen er voor om ‘in de geest van Joyce’ te vertalen. Dat betekent aan de ene kant dat zij de oorspronkelijke taal zoveel mogelijk een op een volgen, tot aan de zinsopbouw toe. Dat geeft vaak sprankelende effecten, al wordt het verhaal er niet altijd begrijpelijker op. Niet erg, want Joyce zet tenslotte niet voor niets zijn hele stijlregister open, die moet je dan bij vertaling niet teveel afvlakken, dan doe je dit literaire bouwwerk geweld aan. Zoals dat een beetje het geval was bij de vorige vertaling, die van Claes en Nys (1994). Zij leverden een prachtig lopende, poëtische vertaling die erg goed leesbaar is. Maar toch ging dat – wat mij betreft achteraf gezien – ten koste van een deel van de ‘weerbarstigheid’ van het origineel. Eén voorbeeld slechts, uit hoofdstuk 10, als een blinde pianostemmer op straat zo ongeveer omver gelopen wordt en daar vervolgens op reageert: James Joyce schrijft “you’re blinder nor I am, you bitches bastard!” Claes en Nys vertalen “Jij bent nog blinder dan ik, klootzak!” Henkes en Bindervoet: “Jij bent blinder als mij, vuil tevenjong!” De vertaling van Claes en Nys dekt de lading perfect en leest heel ‘natuurlijk’ in het Nederlands, beter dan die van Henkes en Bindervoet. Het probleem is alleen: Joyce heeft het anders opgeschreven, en Henkes en Bindervoet blijven in hun omzetting veel dichter bij die originele tekst. Aan de andere kant overspelen Henkes en Bindervoet ook regelmatig hun hand in hun streven naar originele taalvondsten. Zo noemen zij op dezelfde bladzijde de jonge blinde pianostemmer tot tweemaal toe “blinde melkmuil”. Joyce gebruikt daar de term “blind stripling”. Striplingis volgens encyclopedie een ‘noun’ (naamwoord) met als toevoeging: “archaic humorous”, en betekent zoveel als “jongeman”. Dat klinkt natuurlijk veel minder ‘archaic humorous’, maar ‘melkmuil’ is hier volgens mij echt fout. Dat betekent namelijk “onervaren jongeling”, dus iemand zonder ervaring. Nu gaat het hier over iemand die van beroep pianostemmer is, dus bepaald niet zonder ervaring. In de tekst leest ‘melkmuil’ dan ook heel vreemd, als een betekenisloze toevoeging. Op zulke momenten zijn Claes en Nys weer in het voordeel met hun neutrale “blinde jongeman”. Zo zijn er meer dubieuze omzettingen van Henkes en Bindervoet, vooral waar ze te rigoureus de Engelse zinsopbouw volgen, of waar ze uitdrukkingen gebruiken die op dit moment in het Nederlands modieus zijn, maar waarvan een aanzienlijk deel over een paar jaar waarschijnlijk reeds onbegrijpelijk zal zijn. In hoofdstuk 14 halen de vertalers dan wel weer een huzarenstukje uit door de taal-pastiches die Joyce op de ontwikkeling van de Engelse taal en literatuur baseert, om te zetten naar Nederlandse literaire voorbeelden. Zo wordt het laat-vijftiende-eeuwse Engels van Morte d’Arthur omgezet naar het (vroeg-zestiende-eeuwse) Nederlands van De Vier Heemskinderen. En Thomas Huxley in zijn Nederlandse tijdgenoot Multatuli, en Ruskin in Couperus… Achterin mijn Nederlandse uitgave wordt dit gestaafd met verwijzing naar de regels in de tekst. Gewaagd, maar met terugwerkende kracht erg leuk en herkenbaar! Daarmee komen we aan het derde punt uit de flaptekst: de receptie. Toon Tellegen schrijft in zijn nawoord zich helemaal ‘thuis’ te voelen in de roman Ulysses. Alles komt hem bekend voor, en hij herinnert zich bovendien de euforie bij het lezen: “… ik heb nooit meer een boek gelezen dat mij na elk hoofdstuk heeft doen dansen van geluk.” Ik herken dat euforische gevoel bij het lezen, en kom bij elke lezing een beetje dichter bij de tekst, al zal het nog wel even duren voor ik me er helemaal thuis in voel...
Wandelblogs
Iedere zaterdag (bijna) wandel ik in de omgeving van Utrecht. Door weer en wind, bij nacht en ontij (bij wijze van spreken). Dat komt niet doordat ik zo ondernemend ben, maar door het feit dat ik me in de zomer van 2012 heb aangesloten bij een wandelgroep. Heerlijk! Ik hoef niet alles zelf te plannen of te organiseren, maar vooral te zorgen dat ik op zaterdag bijtijds opsta en mij op het afgesproken uur bij de startlocatie meld. Die startplaats wisselt wekelijks, en daarmee uiteraard ook het wandeltraject. Na verloop van tijd ben ik onderweg wat foto’s gaan maken, die ik achteraf – tezamen met een kort begeleidend commentaar - deel met mijn fellow-travellers. Sinds begin 2014 doe ik dit online, in de vorm van een soort weblog: mijn wandelblog. Omdat het voor mij elke keer weer een verrassing is waar ik zal lopen, moet ik ook mijn foto-onderwerpen ter plaatse (en in het voorbijgaan) als zodanig herkennen. Dat heeft wel iets van een wekelijkse ‘blind date’. Het merendeel van mijn 'dates' bestaat uit “Utrechtse landschappen”, hoewel we ons af en toe ook buiten de regio wagen. Dat levert dan "Uitheemse landschappen" op, of - meer specifiek - "Kustlandschappen". Op een gegeven moment ben ik van wandelgroep geswitcht. Vier jaar lang maakte ik deel uit van de wandelgroep LOOP, waarin ik met veel plezier gewandeld heb. Toen die groep dreigde te worden opgeheven heb ik met een aantal mede-lopers een soort 'doorstart' gemaakt. Sinds die tijd loop ik dus met de "Doorlopers". Nu, na inmiddels meer dan 10 jaar wandelen, loop ik nog steeds met evenveel plezier. Alleen merk ik dat we - uiteraard - vaker dezelfde routes lopen. En dat mijn teksten en beelden bijgevolg in herhaling gaan vervallen. Dat is voor mij voldoende reden om niet alles wat ik loop nog in mijn 'wandelblog' te melden... Sorry daarvoor.
Mijn boekenka(s)t(t)en
Extra's
Rome revisited
Zes dagen Dublin
Weerzien in Petersburg
Omweg naar Moskou
Rondreis door Ierland
Zeven dagen in Rome
|
Copyright © Paul Lamandassa 2007-2023 | Powered by CMSimple| Template: ge-webdesign.de| Login